De natte kleren koelen het lichaam enorm af.
[...] Omdat we hem bij de eerste zorgen afgekoeld hadden, was zijn lichaamstemperatuur al opnieuw in orde.
Het lichaam moet verder afgekoeld worden door koud water.
In de koeler worden de warme pellets afgekoeld tot een temperatuur van 15-20 ºC.
Koel de brandwonden 15 minuten af onder koel stromend water.
Roet in de atmosfeer blokkeerde het zonlicht en koelde de aarde plotseling sterk af.
Met hun tankwagen konden de brandweermannen het voorwiel afkoelen.
Koel je het ijs nog verder af, dan vriezen zelfs die laagjes vast.
Als het warm is gaan we transpireren om het lichaam af te koelen.
Om deze fase te bereiken wordt in de huidige experimenten het gas van de atomen nog een factor 1000 verder afgekoeld.
Koel het kind af door het af te sponsen met lauw water.
De brandweer koelde het motorcompartiment van de vrachtwagen af met water.
Want als u geen airco heeft, is het moeilijker om een kamer weer af te koelen.
Het is wel zaak ze goed af te laten koelen voor ze ingevroren worden, anders loopt de temperatuur in de vriezer op.
Vervolgens snel afkoelen met koud water en naderhand koel bewaren.
Koel het dier langzaam af met niet te koud water.
Maar we moeten de plaat afkoelen.
Ik heb hem gedragen van de finish naar de boxen en heb hem afgekoeld met water.
Proto kwam [...] naar de eetzaal met een koudecompressietoestel waarmee hij zijn knie na de training had afgekoeld.
Allereerst koelde het een brokje magnetiet af tot 80 Kelvin (193 graden Celsius onder nul).
Dit koelt de huid snel af en heeft daardoor een verdovende werking.
Koel het suikerwater af en schenk de limoncello erbij.
De brandweer koelde de lucht in het lokaal af met perslucht, om explosiegevaar te vermijden.
We hebben eerst de omliggende gasflessen afgekoeld.
Koel warme resten eerst zo snel mogelijk af in een bak koud water.
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
aarde
huid
lichaam
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
goed
snel
verder
wat
bepaling
prepositiegroep
water
graden
temperatuur
predicatieve aanvulling
prepositiegroep of conjunctiegroep
...
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij afkoelen?
kunnen
moeten
- subject
- object
- verbum finitum
- scheidbaar deel
- bepaling
- voorzetselobject
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1
- 2iets of iemand koelt af
- aarde
- De aarde koelde 16 graden af.
- atmosfeer
- In de ' kleine ijstijd ' , een periode tussen grofweg 1570 en 1700 , koelde de atmosfeer met gemiddeld twee graden af , zelfs vier graden in vergelijking met de warme dagen van de late middeleeuwen .
- bodem
- De inversie ontstaat doordat de bodem sneller afkoelt dan de lucht erboven.
- geheel
- Nadat de hittebron is uitgeschakeld dient het geheel rustig af te koelen tot kamertemperatuur.
- huid
- Als het vocht verdampt koelt de huid af.
- kind
- Kinderen koelen af in een fontein in Nice.
- klimaat
- Na grote vulkaanerupties koelt het klimaat wereldwijd af.
- lichaam
- Op de boot zit u stil en koelt uw lichaam snel af.
- lucht
- Als de warme lucht afkoelt treedt condensatie op.
- planeet
- Blijkbaar kwam het leven op aarde snel tot bloei nadat de planeet was afgekoeld .
- water
- Het water koelt daar namelijk minder snel af.
iets of iemand wordt koeler- Als je meer warmte verliest dan je produceert, koel je af .
- (meer voorbeelden)
- 3iets economie, markt koelt af
- economie
- De economie zal dan afkoelen en weer naar de trend terugkeren .
- markt
- Toch zijn er tekenen dat de markt afkoelt .
- vastgoedmarkt
- De oververhitte vastgoedmarkt , vooral in en om Londen , koelt snel af .
iets wordt weer rustiger na te snelle groei en sterke prijsstijgingen- De economie in de eurozone koelt af nadat in 2017 de snelste groei in een decennium werd behaald .
- (meer voorbeelden)
- 4iemand koelt af
- man
- De woedende man is afgekoeld .
iemand die woedend was, wordt kalmer- De woedende man is afgekoeld .
- (meer voorbeelden)
- 5iets relatie koelt af
- relatie
- Maar die relatie is de voorbije maanden sterk afgekoeld .
- verhouding
- De toch al niet zo warme verhoudingen tussen de bouwers koelden verder af .
iets wordt minder intens of hartelijk- Maar die relatie is de voorbije maanden sterk afgekoeld .
- (meer voorbeelden)
- 6iets of iemand koelt iets af
- ijs
- Het ijs koelt de temperaturen af .
- kleren
- De natte kleren koelen het lichaam enorm af .
- oceaan
- Als de oceanen niet dagelijks de atmosfeer zouden afkoelen , was het door het broeikaseffect al lang onleefbaar geworden op aarde .
- water
- Doordat het water de gassen afkoelt , condenseren ze als bruikbare brandstof .
- atmosfeer
- Als de oceanen niet dagelijks de atmosfeer zouden afkoelen , was het door het broeikaseffect al lang onleefbaar geworden op aarde .
- brandwonde
- De jongeren leren onder meer een brandwonde afkoelen , een bloeding onder controle houden met een drukverband , reanimeren en defibrilleren .
- huid
- Dit koelt de huid snel af en heeft daardoor een verdovende werking .
- lichaam
- De natte kleren koelen het lichaam enorm af .
- temperatuur
- Het ijs koelt de temperaturen af .
iets of iemand maakt iets koeler- De natte kleren koelen het lichaam enorm af .
- (meer voorbeelden)
- 7iemand koelt iets economie, markt af
- economie
- Maar dit soort maatregelen botst op de noodzaak de al hete economie af te koelen .
- markt
- Maar de enige manier om de markt echt af te koelen, is bijbouwen .
iemand maakt iets weer rustiger na te snelle groei en sterke prijsstijgingen- Maar de enige manier om de markt echt af te koelen, is bijbouwen .
- (meer voorbeelden)
- 8iemand koelt zijn woede af op iemand
- woede
- De Rotterdamse fans koelden hun woede af op de ‘ overloper ’ , die met Feyenoord in 1970 de Europa Cup en de wereldbeker had gewonnen .
iemand reageert zijn woede af (op iemand)- De Rotterdamse fans koelden hun woede af op de ‘ overloper ’ , die met Feyenoord in 1970 de Europa Cup en de wereldbeker had gewonnen .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe