openen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

De man opende de deur en ging naar binnen.

Met die scène in de kerk opent de roman.

Ik heb acht winkels geopend en daarbij blijft het.

Het opent de geest, het bespeelt het gevoel.

Wanneer dit hotel opent, is nog onbekend.

Het slot werd vermoedelijk met een inbussleutel geopend.

De geslaagde proef opent een nieuw ethisch debat.

En dat terwijl de deuren pas om 9 uur openen.

De laatste jaren is de aanval op het bos geopend.

We willen gewoon dat je je ogen opent.

Verder kan er vanaf het moment dat je de fles voor het eerst opent, oxidatie ontstaan.

De voorzitter opent en sluit de vergaderingen.

Voor een DNA-test mag nu zijn graf worden geopend.

Een fraudeur kan zo een bankrekening openen op andermans naam.

Het zwembad zal dit najaar de deuren kunnen openen.

Het stoffen dak kan tot 50 kilometer per uur rijdend worden geopend en gesloten.

Ik durfde de mails bijna niet te openen.

De roman opent met de ontdekking van een rottend lijk in een moeras.

Het enige dat ik kon doen was het voorste scherm iets openen om er doorheen te gluren.

Agenten die hem daarop zagen lopen, openden het vuur.

Wanneer dat bestand wordt geopend, slaat de malware toe.

In het Haagse museum opende onlangs de expositie Strips!

Terug in de trein open ik de doos.

Die klinkende namen zijn zeker een reden voor het festival om met de film te openen.

Binnen enkele weken openen we bovendien onze speel-o-theek.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

bank

bedrijf

beurs

boek

deur

expositie

festival

filiaal

film

gebouw

(14 meer)

pronomen

dat

die

dit

het

iemand

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

aanval

boek

boek

café

centrum

debat

deur

discussie

doos

doos van Pandora

(27 meer)

pronomen

deze

die

hem

het

iets

ze

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

substantief

een beetje

adverbium

automatisch

dagelijks

direct

echt

feestelijk

frontaal

goed

gratis

hoog

iets

(13 meer)

prepositiegroep

in:

België

Nederland

april

museum

najaar

pand

stad

met:

beeld

beschrijving

feest

film

nummer

scène

stuk

woord

voor:

bezoeker

kind

klacht

publiek

verkeer

vluchteling

op:

locatie

zondag

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

samen

pronomen

zelf

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij openen?

blijven

gaan

komen

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

zien

zullen

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met openen?

sluiten

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.