De bergen waren bedekt met een dikke laag sneeuw.
De beer had zijn prooi voor de helft bedekt met sneeuw.
Zijn moeder bedekt haar gezicht wanhopig met haar handen.
Zijn dikke grijze baard bedekt bijna zijn hele gezicht.
Ze was bijna volledig naakt en haar gezicht was bedekt met zand.
De koepelvormige daken zijn bedekt met een dikke laag goud.
Hij bedekte met zijn handen zijn gezicht behalve zijn ogen.
De buitenbanen liggen bedekt onder een dik pak sneeuw.
De leiding bedekt het met de mantel der liefde.
Ze werden bedekt met een dikke laag prikkeldraad.
Straten zijn bedekt met een dikke laag modder.
Vaak worden zaken bij de bond met de mantel der liefde bedekt.
Het gehele lichaam van een slang is bedekt met harde schubben.
Het lichaam van de zeeduivel is niet met schubben bedekt.
Je gaat geen problemen met de mantel der liefde bedekken.
Het zwakke scenario bedekken we met de mantel der liefde.
Enkele soorten zijn bijvoorbeeld bedekt met schubben of stekels.
Langzaam raken ze bedekt met een wit laagje ijs.
Deze koi zijn slechts gedeeltelijk bedekt met schubben.
Alles is bedekt met een dun laagje roet.
Met een sjaal bedekte hij zijn gezicht gedeeltelijk.
Met propere kleren bedek je wel zijn lichaam, niet het leed.
Bestuif de bal met wat bloem, bedek hem met plasticfolie en laat hem rusten.
De vijf aanvallers hadden zich verkleed als vrouwen, en hun gezicht bedekt met een sluier.
Dat afval mag dan worden bedekt met nieuwe natuur.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
laagje
sneeuw
vrouw
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
gedeeltelijk
geheel
grotendeels
helemaal
niet
royaal
snel
volledig
[zoveel, zo veel, zo weinig] mogelijk
bepaling
prepositiegroep
deken
laag
stof
baard
lap
rook
stof
van top tot teen
- subject
- object
- verbum finitum
- bepaling
- verbale aanvulling
- 1iemand of iets bedekt iets of iemand met iets
- boezem
- Bedek je boezem
- bovenlichaam
- Bedek het bovenlichaam en bescherm de nek .
- buik
- President Nasser decreteerde al in de jaren vijftig dat Egyptische danseressen hun buik moesten bedekken .
- dier
- Hij bedekt het dier met een laagje aarde zodat hij niet hoeft te zien wat hij gaat aanrichten .
- dode
- De eerste minuten na de aanslag helpen de overlevenden de zwaargewonden uit de trein en bedekken ze de doden met kledingstukken .
- gezicht
- Hij zei dat daarbij personen betrokken waren die hun gezicht hadden bedekt .
- graf
- Op feestdagen bedekt men zijn graf met een kostbare , geborduurde doek .
- hand
- De dame die ons rondgeleid had , bedekte haar hand met een doek .
- hoofd
- Ik had haar hoofd bedekt met zwarte stof .
- huid
- Bedek de huid en draag een hoed .
- lichaam
- Zij blijft dus maar thuis en bedekt haar lichaam .
- lichaamsdeel
- Bedek de naakte lichaamsdelen , die niet gemasseerd worden , met een handdoek om ze warm te houden .
- mond
- Ze verdronk omdat hij eerst geprobeerd had Jessica te laten ophouden met gillen door haar mond te bedekken .
- muur
- Er zijn hotels die hun muren met speciale verf bedekken om alle smartphonesignalen te blokkeren .
- oog
- Bedek de ogen van je kind .
- oor
- In deze situaties begon ze te grienen en bedekte ze haar oren met haar handen .
- schaal
- Bedek een schaal met slabladen , schep de aardappelsalade erop .
- kleding
- Medisch personeel moet zich van top tot teen met beschermende kleding bedekken .
- kleren
- Met propere kleren bedek je wel zijn lichaam , niet het leed .
- sjaal
- Een stewardess zou een beveiligingscamera met een sjaaltje hebben bedekt .
- verf
- Er zijn hotels die hun muren met speciale verf bedekken om alle smartphonesignalen te blokkeren .
iemand of iets legt, plaatst of hangt iets over, voor of op iets of iemand om iets of iemand geheel of gedeeltelijk te verbergen of te beschermen- Op feestdagen bedekt men zijn graf met een kostbare , geborduurde doek .
- (meer voorbeelden)
- 2iets bedekt iets of iemand
- doek
- Een paarse doek bedekt dan het lichaam van de agent .
- laagje
- Zijn aspecten verbeteren en een laagje vet bedekt de huid .
- sluier
- Sluiers die het gezicht bedekken , laat staan de ogen verbergen , zijn onbespreekbaar .
- sneeuw
- Vijf meter sneeuw bedekt de ruïnes van het hotel .
- huid
- Zijn aspecten verbeteren en een laagje vet bedekt de huid .
- tafel
- De vele foto' s van zijn projecten bedekken de tafel .
iets ligt of zit als een laag op iets of iemand of zit om iets heen en onttrekt iets of iemand geheel of gedeeltelijk aan het zicht- Dik , rood tapijt bedekt de treden .
- (meer voorbeelden)
- 3iets of iemand is bedekt met iets
- arm
- Zijn armen waren bedekt met tatoeages en zijn grijze haar was in stekels geknipt .
- litteken
- Haar armen zijn bedekt met littekens – zo veel , je kunt ze niet meer tellen .
- tatoeage
- Zijn lichaam is voor 98 procent bedekt met tatoeages - een statussymbool achter de tralies .
- zweer
- Haar achterhoofdje is bedekt met grote rode zweren .
iets of iemand staat vol met iets- Zijn armen waren bedekt met tatoeages en zijn grijze haar was in stekels geknipt .
- (meer voorbeelden)
- 4iets is bedekt met een laag ironieiets is niet openlijk geuit, maar verhuld onder een laag ironie
- Tegenwoordig lijkt alles bedekt te zijn met een laag ironie .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe