Er wordt een driekoningenbrood gebakken met een boon erin.
Zonder gluten is geen gerezen brood te bakken.
Deze klei kan ik tot 1300 graden bakken.
Ze bakten er toen platte koekjes van.
Er zijn nauwelijks artisanale of warme bakkers die biologisch brood bakken.
Gewoonlijk brengen krokodillen de nacht door in het water en liggen ze overdag op de oevers in de zon te bakken.
Fijne bakvis, zoals tong of paling bakken we bij voorkeur in de echte boter.
Bak de vis aan alle kanten goudbruin.
Je kunt ze koken, bakken, frituren en pureren.
Uitgespeeld lagen we naast elkaar in de zon te bakken.
In Brabant en Limburg bakken de bakkers roggebrood van gemalen rogge en tarwemeel.
Welke vetstof gebruikt wordt om frietjes te bakken is niet duidelijk.
De vermoeidheid is niet over, maar ze heeft een keer een taart gebakken.
De pompoen werd dan gebakken in hete as van een uitgaand vuurte.
Van Heel Holland Bakt leer je hoe je een cake moet bakken.
Bak ze ongeveer 8 minuten in de oven.
Nou, als iemand geen kip wilde, dan bakte ik een eitje.
Het visje is mooi gebakken.
Bak de koekjes ongeveer 15 minuten in het midden van de oven.
Bakker Hoek bakte oranje tompoezen.
Laat rustig bakken tot de worst een beetje krokant begint te worden.
Bak de ui glazig.
Ik kon niet echt koken, dus bakte ik altijd pannenkoeken.
Nederland bakt 800 miljoen bakstenen per jaar.
Zo worden ze snel aan alle kante goed gebakken.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
bakker
moeder
vader
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
object
pronomen
iets
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
boter
koekenpan
olijfolie
oven
pan
zon
knoflook
huid
vuur
...
...
bepaling
vergelijking met (zo)als
zoals een bakker brood bakt
predicatieve aanvulling
adjectief of adverbium
bruin
bruin
gaar
knapperig
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij bakken?
kunnen
laten
liggen
moeten
staan
willen
en/of
Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met bakken?
braden
braden
frituren
stoven
in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
er [niets, niks, niet veel, weinig, amper iets] van bakken
iemands broodje [is, lijkt] gebakken
in iets of iemand gebakken zitten
- subject
- object
- indirect object
- verbum finitum
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1iemand bakt iets voor iemand in iets of op iets of van iets of met iets
- bakker
- De bakker bakt brood en deelt dat uit, onder andere aan de molenaar en de boer.
- kind
- Kinderen maakten pret op springkastelen of leerden cupcakes bakken .
- moeder
- Nou ja, tenzij mijn moeder er een taart mee gebakken had.
- vrouw
- Mijn vrouw bakt een appeltaart.
- appeltaart
- Mijn vrouw bakt een appeltaart .
- brood
- De eerste fase van het onderzoek: een smakelijk brood bakken .
- cake
- Van Heel Holland Bakt leer je hoe je een cake moet bakken .
- cupcakes
- Kinderen maakten pret op springkastelen of leerden cupcakes bakken .
- koek
- Ze hakken hout, bakken koek en kopen een kerstboom.
- pannenkoek
- Ik kon niet echt koken, dus bakte ik altijd pannenkoeken .
- pizza
- In Dordrecht worden pizza’s in een houtoven gebakken .
- taart
- In deze eerste aflevering bakken de deelnemers verschillende taarten .
- wafel
- Dus ze mogen wel ijs verkopen, maar geen wafels bakken .
- voor
- Er waren bijvoorbeeld ouders die cupcakes bakten voor de hele klas.
- oven
- Er werden speciale kabouter Plop-koekjes gebakken in de eigen oven van de Vuurvlieg.
- plaat
- Stokbrood wordt op de plaat of vloer van de oven gebakken .
- vloer
- Het slappe deeg werd op een werktafel met bloem tot lange repen gevormd die werden gebakken op de vloer van de oven .
- tarwe
- Waarom niet van alle tarwe brood is te bakken .
- tarwemeel
- Hij moest overigens flink experimenteren om van het gg-tarwemeel een aanvaardbaar brood te bakken .
- met
- Je kan er brood of cakes mee bakken .
iemand bereidt iets door deeg of beslag hard te laten worden in een hete oven of koekenpan, of op een heet oppervlak- Ze hadden voor mij een taart gebakken, maar ik vond die niet lekker .
- (meer voorbeelden)
- 2iemand bakt iets in iets
- aardappel
- Dan bak ik wat aardappels erbij en gril ik wat aubergine, courgette en paprika.
- biefstuk
- Het is een publiek geheim dat Loetje de biefstukken in Blue Band bakt .
- burger
- Ik heb ooit schoongemaakt, afgewassen en burgers gebakken .
- ei
- In 1080 recepten wordt aanbevolen om twee eieren in twee koekenpannen te bakken .
- filet
- Filets bak je op de huid, anders vallen ze al gauw uit elkaar.
- friet
- En nee, hij gaat geen frieten bakken .
- groente
- Reken op een 300 gram per persoon als u de groente gekookt, gestoofd of gebakken heeft.
- hamburger
- Dit weekend ging ze op TW Classic samen met haar zus hamburgers bakken .
- kant
- Als je eerst de donkere kant bakte , gaarde de dikkere witte al een beetje van onder af.
- kip
- Ik kwam bijvoorbeeld twee keer een recept voor cola-kip tegen, waarbij je je kipje in de frisdrank bakt .
- oliebol
- Wie bakt de lekkerste oliebollen , welke e-bike rijdt écht goed en welke auto is het zuinigst?
- omelet
- Het blijkt de kok te zijn die 's morgens een omelet bakte voor de filmcrew in Kaapstad.
- patat
- Die kan niet intussen in de keuken patat bakken of zoiets.
- patatje
- Toen Emirhan klein was en niet met de pot wilde mee-eten, zei hij vaak: ‘ dan bak je toch even een patatje ? ’”
- plak
- Voor een klassieke parmigiana worden plakken aubergine eerst door de bloem gehaald en daarna gebakken in olijfolie.
- spek
- Waar mensen vegetarisch eten, bak ik spek .
- ui
- De uien worden eerst eventjes gekookt en daarna pas gebakken .
- vis
- Zij zullen straks de vis fileren en bakken .
- vlees
- Hij is zo enthousiast als een kind als hij groenten snijdt en vlees bakt .
- worst
- Serge Wellens en zijn vrouw Brigitte staan voor hun beenhouwerij worsten te bakken .
- boter
- Geep die je op de Nederlandse markt aantreft kun je prima in moten bakken in boter .
- koekenpan
- In 1080 recepten wordt aanbevolen om twee eieren in twee koekenpannen te bakken .
- olie
- Maak de tomatensaus door de knoflook fijn te hakken en die zachtjes te bakken in de olie .
- pan
- Het product wordt eerste een korte tijd gebakken in de pan , zodat het product snel dichtschroeit .
iemand maakt iets gaar door verhitting met vet- Zij zullen straks de vis fileren en bakken .
- (meer voorbeelden)
- 3iemand bakt iets zo
- bruin
- En stoverij moet erg bruin gebakken worden , dat weet elke Vlaming .
- gaar
- Dat was gevaarlijk , zou mijn moeder zeggen , om de vis niet helemaal gaar te bakken .
iemand bakt iets zo lang tot het zo is- Dat was gevaarlijk, zou mijn moeder zeggen, om de vis niet helemaal gaar te bakken .
- (meer voorbeelden)
'bruinbakken' komt ook als samenstelling voor - 4iemand bakt iets in iets of van iets
- baksteen
- De tunnels verbonden de kleiputten met de plaatsen waar de bakstenen gevormd en gebakken werden .
- keramiek
- Het klinkt als een romantisch , eigenzinnig familieverhaal : de zoon bakte keramiek en zijn vrouw beschilderde samen met twee decorateurs de tegels en klinken .
- klei
- Daar experimenteert hij met de laagste temperatuur waarop klei gebakken kan worden .
- pot
- Er werden dus op grote schaal potten gebakken .
- tekst
- Vanaf 1800 voor Christus werden belangrijke teksten in een oven gebakken .
- oven
- Vanaf 1800 voor Christus werden belangrijke teksten in een oven gebakken .
- klei
- Fout , want lang daarvoor al bakte de mens potten van klei .
iemand laat een voorwerp of materiaal hard worden in een hete oven- Er werden dus op grote schaal potten gebakken .
- (meer voorbeelden)
- 5iets bakt zo
- ui
- Jazeker, uien bakten bruin, bonen werden gaar en chocola smolt voorbeeldig op stand 1 .
- bruin
- Jazeker, uien bakten bruin, bonen werden gaar en chocola smolt voorbeeldig op stand 1 .
iets wordt gaar en bruin door het te bakken- Jazeker, uien bakten bruin, bonen werden gaar en chocola smolt voorbeeldig op stand 1 .
- (meer voorbeelden)
vaak in een causatieve constructie met 'laten' - 6iets bakt zo
- lekker
- Dat was sappig, bakte lekker en was goed ( zelfs een tikje pittig ) gekruid .
iets is zo om te bakken- Dat was sappig, bakte lekker en was goed ( zelfs een tikje pittig ) gekruid .
- (meer voorbeelden)
mediumconstructie - 7iemand of iets ligt ergens te bakken
- in de zon
- De tuin lag te bakken in de zon .
- in het zand
- Op dit tijdstip van de dag liggen ze vaak te bakken in het zand .
- op het strand
- Als ik vroeger met mijn ouders op reis ging , dan lagen wij niet op het strand te bakken , maar deden we aan cultuur . '
iemand of iets ligt te zonnen- Uitgespeeld lagen we naast elkaar in de zon te bakken .
- (meer voorbeelden)
- 8iemand bakt ergens taartjes
- in de zandbak
- Kleine kinderen bakken taartjes in de zandbak , grotere rijden rondjes op driewielers .
- taartjes
- Samen bakken ze taartjes in de zandbak .
iemand maakt figuurtjes die op taartjes lijken van vochtig zand- Samen bakken ze taartjes in de zandbak .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe