twijfelen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Hij twijfelt aan het nut van sommige dierproeven.

Men heeft mij laten weten niet te twijfelen aan mijn integriteit.

Niet dat ik ooit heb getwijfeld aan mijn terugkeer.

Ik twijfel of het aan mijn lelijke verbeelding ligt.

Niemand die daaraan twijfelt, behalve de student zelf.

De kinderen kijken hem aan en twijfelen: zingen of niet.

Ze doen je twijfelen aan jezelf en aan je eigen kind.

Ik twijfel daar geen seconde aan.

Ik twijfel geen moment aan een goede afloop.

Hij twijfelt er geen moment aan dat het regime zal zegevieren.

Allemaal kunst; valt niet aan te twijfelen.

Aan de ernst van de situatie twijfelt niemand.

Ik twijfel of een instelling wel de goede oplossing is voor haar.

Ik twijfelde daarna, heb ik het wel goed gedaan?

Er zijn momenten geweest dat ik aan alles twijfelde.

Zo was het en niemand die eraan twijfelde.

Die eigenaren twijfelen eraan of de gekozen strategie de beste waarde zou opleveren.

Eigenlijk twijfelt niemand meer aan zijn kansen.

Op mijn 22ste twijfelde ik niet over wat of wie ik wilde worden.

Inmiddels twijfelt niemand er meer aan dat studenten zich inspannen tot heil van zichzelf.

Ik had begrip voor hun motieven, maar ik twijfelde niet aan mijn beslissing.

Ik twijfelde aan alles wat ik deed.

Ik zei tegen de arts dat ik twijfelde aan de echtheid van de test.

Het bureau twijfelt eraan of het elektronicaconcern erin slaagt om 1 miljard euro te bezuinigen.

Ik twijfel er niet aan dat de yuan een zeer belangrijke internationale munt zal worden.

zekerheid uitdrukken

ik twijfel er niet aan (dat ...) (ik weet zeker dat (...))

ik weet zeker dat (...)

Ik twijfel er niet aan dat dit zal lukken.

iemand aansporen

niet twijfelen (aarzel niet, doe het maar)

aarzel niet, doe het maar

Niet twijfelen, let it happen.

twijfel niet (aarzel niet)

aarzel niet

Twijfel niet en neem contact op zonder enige verplichting!

subject

Wie of wat (...)?

substantief

analist

belegger

commissie

expert

kamer

kiezer

land

man

mens

minister

(7 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

substantief

een beetje

minuut

moment

seconde

tijd

adverbium

aanvankelijk

continu

enorm

erg

ernstig

hevig

lang

niet

nooit

openlijk

(4 meer)

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

aan:

authenticiteit

bedoeling

bereidheid

bestaan

betrouwbaarheid

capaciteit

echtheid

effectiviteit

geschiktheid

haalbaarheid

(15 meer)
over:

beslissing

keuze

naam

stem

toekomst

vraag

zin

tussen:

partij

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij twijfelen?

beginnen

blijven

doen

gaan

hoeven

kunnen

moeten

mogen

zullen

bijzin ingeleid door

(eraan) of

(erover) om te

(over) waar

(over) wat

(over) welk

(over) wie

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.