Denys zet koffie, geeft hen brood en doet de kachel gloeien.
Zijn arm gloeit en is zeer pijnlijk.
Ik gloei helemaal.
Ik voelde opeens hoe ik gloeide van trots.
Ik sta voor het altaarstuk en mijn huid gloeit.
Je oren worden knalrood en gloeien als kooltjes.
Wacht totdat de aanmaakblokjes opgebrand zijn en de kooltjes goed gloeien.
Ook de ensembles gloeien en de slotscène van de derde akte sleept je onherroepelijk mee.
Te midden van bescheiden houtblazers gloeiden de hoorns en strijkers hier des te feller.
Alles gloeit, de wereld knettert en het membraan tussen boek en ziekbed valt weg.
Begin pas te roosteren als de houtskool gloeit en met een laagje witte as is bedekt.
De lage zon piept tussen blauwgrijze wolken door en laat het terrein gloeien dankzij verkleurende bladeren.
Ik gloeide bijna van trots – daar had ik als eenvoudige onderdaan dan toch maar even aan bijgedragen.
Blair was doodsbleek en mager, maar er gloeide een bijna religieus vuur in hem.
Ik gloeide van trots.
Het verhaal dat Raif in dat cahier optekende, is de ziel van het boek, en gloeit van de hartverscheurende passie.
Ook mijn telefoon begint te gloeien.
Zangers en orkest laten dat onderliggende vuur prachtig muzikaal gloeien.
Alles gloeit, alles bubbelt.
Het gloeit, brandt, verbindt, straalt en is doordrenkt met heiligheid.
De ervaring van gedeelde waarden deed het publiek al gloeien.
Je hoofd gloeide na van wat je had gezien.
We gloeiden in het donker.
Hij liep harder, twijgen en bladeren zwiepten tegen hem aan, de warme tinteling gloeide in zijn wangen.
Bladgoud rond de spiegels in de badkamer doet ieders huid gloeien.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
fel
zachtjes
bepaling
prepositiegroep
genoegen
liefde
trots
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij gloeien?
doen
gaan
laten
- subject
- object
- verbum finitum
- bepaling
- 1iets gloeit
- gloeilamp
- Later drukten tijdschriften schitterende foto' s af van indianen bij een nepkampvuur in Cory' s kerk , waarin een gloeilamp gloeide .
- telefoon
- Mijn telefoon begint te gloeien .
- zon
- Een eindje boven de horizon gloeit de zon .
iets wordt heet en straalt licht uit- Een gloeilamp bestaat uit een metalen draadje dat gaat gloeien en licht geven als er elektrische stroom door loopt .
- (meer voorbeelden)
- 2iets gloeit
- bloem
- Anders dan men misschien zou vermoeden is uitbeelding van de schemerige wereld onder de bomen en struiken verre van grauw of saai : juist daar lichten vleugels op van vlinders en libellen , gloeien de bloemen van de blauwe winde , en glinstert de vochtige en vaak schitterend getekende huid van slangen .
- oog
- Roerloos zaten ze op hun geelgroene poten , de robijnrode ogen gloeiden .
- water
- Beige gloeit het woelende water , met gelige schuimkoppen tussen de pieren .
iets weerkaatst licht en wordt daardoor beter zichtbaar of krijgt een (rode) gloed- De zon , die opeens volop schijnt , doet alle bladeren gloeien .
- (meer voorbeelden)
- 3iets gloeit
- barbecue
- Een kwartier later gloeit de barbecue , vloeit de cava rijkelijk en verwisselen My Little Pony' s van eigenaar .'
- hout
- Het hout gloeit vlak bij haar blote voeten .
- houtskool
- Begin pas te roosteren als de houtskool gloeit en met een laagje witte as is bedekt .
- kool
- Wacht totdat de aanmaakblokjes opgebrand zijn en de kooltjes goed gloeien .
- vuur
- Als het vuur gloeit , leg dan tussen de kooltjes wat stukjes nat oerhout .
iets brandt zonder vlam en met een rode gloed- De houtskool in de barbecue gloeide al veelbelovend .
- (meer voorbeelden)
- 4iets gloeit
- gezicht
- Op Van Gaals gezicht gloeiden de wangen van opwinding en drank .
- huid
- Mijn huid gloeit .
- oor
- Hoe komt het dat je oren ' gloeien ' als je binnenkomt nadat je in de kou hebt gewandeld ?
- wang
- Ik voel dat mijn wangen beginnen te gloeien .
iets wordt warm en rood door verwijding van oppervlakkige bloedvaten die optreedt bij emoties, inspanning, kou e.d.- Je oren worden knalrood en gloeien als kooltjes .
- (meer voorbeelden)
- 5iemand gloeit van iets
- genoegen
- Ik gloeide van genoegen .
- harstocht
- Iedereen gloeit van een koortsachtige harstocht .
- lust
- U gloeit van lust bij de eiken , onder elke groenende boom ; u slacht uw kinderen af in de dalen en in de kloven van de rotsen .
iemand is vervuld van (een) emotie en krijgt een warm of opgewonden gevoel vanbinnen- Ik gloeide van genoegen .
- (meer voorbeelden)
- 6iets gloeit in iemand of tussen iemand en iemandiets is als een warme, maar beheerste emotie (in iemand of tussen iemand en iemand anders) aanwezig
- Tango snoert die begeerte in , doet ze gloeien in plaats van ontvlammen .
- (meer voorbeelden)
- 7iets of iemand gloeitiets of iemand is vol warme, maar beheerste emotie
- Met haar kernachtige toon liet zij de zangerige passages gloeien , maar even gemakkelijk toverde ze sprankelende staccato' s en innige fluisterklanken uit haar instrument .
- (meer voorbeelden)
- 8iemand of iets gloeit ietstechniek en technologieiemand of iets verhit metaal om er onregelmatigheden uit te verwijderen
- Na de stolling wordt , om een homogenere microstructuur te verkrijgen , homogeen gegloeid op ca 580 °C , bij welke temperatuur door diffusie van legeringselementen lokale verschillen in samenstelling worden gereduceerd .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe