Spelers mogen elkaar niet aanraken of hinderen.
Het eczeem is niet besmettelijk; u mag de huid gerust aanraken.
Het V&A verbiedt bezoekers om de voorwerpen aan te raken, omdat die dan sneller vuil worden en vergaan.
Ik beleef alles heel sterk met mijn lichaam en raak graag mensen aan.
Hanni kwam mij troosten, maar ik riep: "Raak me niet aan."
Ik heb al 26 jaar geen alcohol aangeraakt.
Hij dronk niet en raakte geen sigaretten aan.
Het onderwerp wordt nauwelijks aangeraakt.
Met bonzend hart raakt hij met zijn hand het oppervlak aan.
Ik weet nog hoe het aanvoelde toen mijn handen mijn huid aanraakten en niets vastpakten.
Het is gratis en je kan de renners bijna aanraken.
Mensen raakten me aan, betastten me en grepen me vast.
De uitzending raakt veel thema's aan, maar werkt ze niet uit.
Mijn voeten raken haar armen aan.
Ze werd aangeraakt op plekken waar ze dat niet wilde.
En dat zonder de bal met de hand aan te raken.
De politie roept mensen op het spul niet aan te raken.
De bezoekers kunnen de dieren niet alleen vanaf een afstand bekijken, maar ook aanraken en verzorgen.
Het brood raakt hij met geen vinger aan.
Tijdens de lessen worden die onderwerpen alleen kort theoretisch aangeraakt.
Van Reybrouck raakt nochtans wezenlijke problemen aan in zijn boek.
Mussche raakt een heikel punt aan.
Want mag je nu wel of niet je scherm aanraken in de auto?
Raak bij vergiftiging door sproeistoffen het slachtoffer niet aan met de blote hand, maar trek indien mogelijk handschoenen aan.
Naar eigen zeggen verbood zijn religie het hem om vrouwen aan te raken.
raak me niet aan
Hanni kwam mij troosten, maar ik riep: "Raak me niet aan."
Betekenissen
subject
Wie of wat (...)?
substantief
bezoeker
doelverdediger
hand
kind
man
mens
speler
veldspeler
verdediger
voet
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
hand
vinger
voet
plaats
plek
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij aanraken?
durven
kunnen
laten
moeten
mogen
willen
en/of
Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met aanraken?
spelen
in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
alles wat [iemand] aanraakt, verandert in goud
geen {alcohol, sigaretten, ...} (meer) aanraken
[iemand, iets] met een vinger aanraken
[iemand, iets] met geen vinger aanraken; [iemand, iets] niet aanraken
[iets] niet (meer) aanraken
- subject
- object
- verbum finitum
- scheidbaar deel
- bepaling
- voorzetselobject
- 1iemand of iets raakt iemand of iets aan
- bezoeker
- Het V&A verbiedt bezoekers om de voorwerpen aan te raken , omdat die dan sneller vuil worden en vergaan.
- doelverdediger
- In die gevallen is het niet van belang of de doelverdediger de bal vervolgens met de handen aanraakt of niet.
- hand
- Ik weet nog hoe het aanvoelde toen mijn handen mijn huid aanraakten en niets vastpakten .
- kind
- Die beginnen te spelen zodra het kind ze met zijn vinger aanraakt .
- man
- In het ultraorthodoxe jodendom mogen mannen geen vrouwen anders dan hun echtgenote aanraken .
- mens
- Mensen raakten me aan, betastten me en grepen me vast.
- speler
- Spelers mogen elkaar niet aanraken of hinderen.
- veldspeler
- Honklopers mogen hun honk verlaten vanaf het moment dat de eerste veldspeler de bal aanraakt .
- verdediger
- De verdediger hoefde alleen de bal nog maar aan te raken om te scoren.
- voet
- Mijn voeten raken haar armen aan .
- arm
- Mijn voeten raken haar armen aan.
- bal
- En dat zonder de bal met de hand aan te raken .
- beeld
- De beelden zou je willen aanraken , zo mooi.
- boek
- De boekhandelmedewerkster die niet wil dat je boeken aanraakt
- borst
- Ze vertellen hoe de BBC-presentator hen op schoot trok en hun borsten aanraakte , of hen op een andere onprettige manier aanraakte.
- dier
- De bezoekers kunnen de dieren niet alleen vanaf een afstand bekijken, maar ook aanraken en verzorgen.
- ding
- Als niemand kijkt, kan je het ding zelfs even aanraken .
- geslachtsdeel
- In de toelichting staat dat volwassenen geen geslachtsdelen van kinderen mogen aanraken , ook als er geen seksueel opzet is.
- gezicht
- Mogelijk heeft ze met haar handschoen haar gezicht aangeraakt .
- grond
- Ook als je tegenstander met een hand de grond aanraakt , is hij of zij af.
- hand
- Dertien seconden duurde de ontmoeting, net lang genoeg om zijn hand aan te raken .
- hoofd
- Ze raakten zomaar zijn hoofd aan.
- huid
- Het eczeem is niet besmettelijk; u mag de huid gerust aanraken .
- instrument
- Verpletterd bleven de groepsleden achter, niet in staat om hun instrumenten nog aan te raken .
- kind
- Ten tweede mag ik de kinderen nooit aanraken .
- knie
- Misschien wil je gewoon even vriendschappelijk zijn knie aanraken ?
- lichaam
- Kan ik dit lichaam wel aanraken ?
- man
- Ik heb de man aangeraakt om contact met hem te krijgen en zodoende met hem te kunnen communiceren.
- meisje
- De rechtbank achtte ook bewezen dat de leraar het meisje meerdere keren aanraakte bij haar borsten, billen en benen.
- mens
- Ik beleef alles heel sterk met mijn lichaam en raak graag mensen aan.
- scherm
- Want mag je nu wel of niet je scherm aanraken in de auto?
- schouder
- Maar dan raak ik een schouder die vast zit aan en vraag: “Hebt u een bureaujob?”
- slachtoffer
- Raak bij vergiftiging door sproeistoffen het slachtoffer niet aan met de blote hand, maar trek indien mogelijk handschoenen aan.
- speler
- Ik bekeek alle beelden opnieuw en Deschacht raakt die speler niet aan.
- stuur
- In plaats daarvan moet je regelmatig het stuur aanraken .
- voet
- Het gevoel dat iemand mijn voeten aanraakt , kan ik me niet eens meer herinneren. '
- voorwerp
- Het V&A verbiedt bezoekers om de voorwerpen aan te raken , omdat die dan sneller vuil worden en vergaan.
- vrouw
- Naar eigen zeggen verbood zijn religie het hem om vrouwen aan te raken .
- water
- Komen er vliegende catamarans die het water niet meer aanraken ?
- werk
- Ook kunstenaars nodigen toeschouwers geregeld uit om hun werk aan te raken en ermee te experimenteren.
iemand of iets komt oppervlakkig aan iemand of iets- We raakten elkaar aan en hadden behoefte om elkaar te voelen.
- (meer voorbeelden)
- 2iemand of iets raakt iets aan
- onderwerp
- Tijdens de lessen worden die onderwerpen alleen kort theoretisch aangeraakt .
- probleem
- Van Reybrouck raakt nochtans wezenlijke problemen aan in zijn boek.
- punt
- Mussche raakt een heikel punt aan.
- thema
- De uitzending raakt veel thema's aan, maar werkt ze niet uit.
- vraag
- Je raakt in meerdere songs een bekende vraag aan: hebben we als mensen vrije keuze, of ligt alles al lang vast.
iemand of iets behandelt iets terloops, of brengt het terloops onder de aandacht- De uitzending raakt veel thema's aan, maar werkt ze niet uit.
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe