belanden

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ze belandde in het ijskoude water.

Hoe bent u in de politiek beland?

Op haar 20ste belandde ze in een rolstoel.

Wie het eerst bij het 13e punt is beland mag zich winnaar noemen.

Ik belandde in een warm nest.

Soms belanden konijnen zelf in een dierenasiel.

Als je bij een psychiater of psycholoog belandde, was er een steek aan je los.

Blijkbaar waren we op een familiefeest beland.

Ze belanden dan ook 5 maal in de strafbank.

Hiervoor belandt ze zelfs in de gevangenis.

Andere plastic verpakkingen belanden meestal direct in de vuilnisbak.

Via via was mijn brief bij haar beland.

Hij belandde uiteindelijk in Tilburg en probeerde daar een nieuw leven op te bouwen.

Na het eten belandden we in serieuze gesprekken.

De zone waarin het pijltje belandt, bepaalt de score.

Veel van die cadeautjes belanden al snel in een kast of la of op zolder.

De bestuurster belandde met haar wagen tegen de paal van de verkeerslichten.

In de vierde zaal belanden we in kosmische sferen.

Die klanten belandden daarom op de zwarte lijst van de verzekeraars.

Want vreemd genoeg belandde ik altijd ergens waar ik niet moest zijn.

'Ik belandde helemaal op het verkeerde spoor', geeft hij toe.

We zijn dan beland in 1928.

De vrouw verloor de controle over haar voertuig en belandde tegen een boom.

Daardoor belandde ik in de cel.

Niet alle films belandden er ter beoordeling.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

auto

bal, balletje

bestuurder

boek

deel

dossier

economie

geld

gezin

kind

(10 meer)

pronomen

iedereen

iemand

veel

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

automatisch

daadwerkelijk

definitief

gauw

jaarlijks

lager

makkelijk

mogelijk

onterecht

onvermijdelijk

(8 meer)

prepositiegroep

in:

armoede

bed

berm

cel

coma

crisis

doel

fase

gevangenis

gracht

(10 meer)
op:

bank

bord

bureau

dak

dieptepunt

grond

lijst

paal

peil

plaats

(9 meer)
bij:

Raad van State

dienst

dokter

hof

politie

rechtbank

rechter

restafval

tegen:

boom

gevel

paal

vangrail

onder:

auto

vrachtwagen

wiel

aan:

kant

rand

tafel

achter:

de tralies

tussen:

de palen

voor:

rechter

voet

naast:

podium

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

samen

pronomen

allemaal

zelf

prepositiegroep of conjunctiegroep

als

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij belanden?

doen

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.