vervuilen (vuil worden)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

„ Uw man was heel vies. Hij had korsten op zijn rug , alsof hij al heel lang niet meer gewassen was. U moet toch gezien hebben dat hij vervuilde?"

Dat is voldoende om het huis niet te laten vervuilen.

Lijdzaam moet hij toezien hoe zijn cipiers elkaar de tent uitvechten, de boel laten vervuilen, ziek worden, ongelukken krijgen.

Is het huis vervuild?

De tante die die opvoeding op zich neemt, Sylvie, laat de meisjes verwilderen en het huis vervuilen.

„ Dan vervuilt mijn huis, zeg ik nog tegen die keukentafelgesprekmevrouw."

subject

Wie of wat (...)?

substantief

huis

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij vervuilen?

laten

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.