vullen, zich (vol worden)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Er is geen hoekje dat zich niet met licht vult.

De vloer trilt en de ruimte vult zich met koude rook.

De Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw vult zich met kinderen.

De wijk heeft zich in vijftien jaar tijd gevuld met jonge gezinnen.

Haar ogen vullen zich met tranen, maar ze houdt zich sterk.

Het lichaam vult zich met een heldere of bruine vloeistof.

Zo zal gekregen tijd zich vullen met zinvolle activiteit.

Kleine vetwallen onder de ogen vullen zich met vocht.

Ramen zijn er om zich met uitzicht te vullen.

De straten vulden zich met auto' s. Mensen wilden snel naar huis.

Zijn voetafdrukken in de klei vullen zich direct met water.

Alleen bij hevige regenbuien vult de rivierbedding zich met water.

Waarna de avond zich vult met wodka en vergetelheid.

De straten vullen zich verder met betogers.

Ook vult het toneel zich met flanerende passanten.

Haar groene ogen vullen zich met tranen.

Dan vult het been zich met bloed.

In de uren na de moord vulde het park zich weer met mensen.

De badkamer vult zich met stoom, water en onze genietende zuchtjes.

De collectie van het Natuurhistorisch Museum vult zich gestaag met doodgereden stadsvossen.

De wond gaat ontsteken en vult zich met pus.

Door' m in de wind te houden vult de zitzak zich met lucht.

De avond vult zich met barbecuen, volleyballen en achter de hond aan rennen.

De longblaasjes diep in de longen ontsteken en vullen zich met vocht en slijm.

De hal vult zich met reizigers.

subject

Wie of wat (...) zich?

substantief

oog

ruimte

straat

zaal

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men zich?

prepositiegroep

bloed

licht

lucht

mensen

rook

slijm

tranen

vloeistof

vocht

water

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.