bel

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Iets voor de middag ging daar de bel.

Zelfs de klassieke bel voor het personeel hangt er nog.

De bel voor de eerste ronde klinkt.

Uit zijn mond komen bellen speeksel.

Een bel luidt drie keer.

Maar dan moeten die werknemers wel eerst aan de bel trekken.

Bij scheepsschroeven die krachtig door water draaien ontstaan belletjes door onderdruk.

De bel rinkelt in de Kamer, het signaal voor de parlementsleden om te stemmen.

Het tv-programma De Monitor bond zondag de kat de bel aan.

' Belletjes blazen in het water ', geeft de juf als opdracht mee.

Een derde van die katten droeg zo'n leuk belletje, bedoeld om prooidieren te waarschuwen.

In de zomer hoort men de bel niet in de tuin.

Wie niet komt opdagen bij een training of wedstrijd, krijgt prompt een belletje.

Ze herinnerde zich de magie van de Kerstman die op straat zijn bel luidde.

Zolang de Europeese importeur maar een vinger aan de pols houdt en op tijd de bel luidt als de kwaliteit terugloopt.

De gasmoleculen gaan samenklitten en vormen spontaan bellen die zich overal vastzetten.

Te veel, te grote belletjes kunnen decompressieziekte veroorzaken.

Luchtpompen zorgen daarbij dat lucht in het water terecht komt in kleine belletjes.

Marcel Poot, toen juryvoorzitter, liet meteen het kleine belletje op de jurytafel rinkelen en de snaar werd in de coulissen vervangen.

De Amerikaan overleefde ook makkelijk het slotoffensief van de Filipijn en stak al een vuist in de lucht nog voor de laatste bel.

Ook ik had voordien helemaal niks gezien of gehoord en al zeker geen rinkelende bel...

Het is een wonder dat de belletjes in de champagne nog omhoog gaan.

De bel voor de eerste ronde klinkt.

Even later gaat de bel voor de stemmingen in de Kamer.

Er komt namelijk een bel met extreem koude lucht dichterbij, waardoor de stroming in de bovenlucht noordelijk wordt.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben bel als subject?

gaan

hangen

klinken

komen

luiden

ontstaan

rinkelen

object bij

Welke werkwoorden hebben bel als object?

aanbinden

blazen

dragen

horen

krijgen

luiden

luiden

trekken

vormen

zien

bepaling voor "bel"

adjectief, participium of numerale

groot

klein

laatste

rinkelend

bepaling na "bel"

prepositiegroep of conjunctiegroep

van:

huis

school

tram

voordeur

in:

champagne

drank

glas

voor:

ronde

stemming

met:

lucht

"bel" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

aan de bel trekken

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.