Op het water dreven ijsschotsen.
Duizenden dode vissen drijven er op het wateroppervlak.
De schadelijke wolk is verder gedreven op de Schelde en bereikte gisteren Gent.
Maar er was bovenal emotie, de kurk waarop talkshows drijven.
Een man drijft op een oude matras op de eindeloze oceaan.
De oude boot drijft richting het nog steeds woelige water.
In zee drijven vijf eilanden van plastic, elk 34 keer zo groot als Nederland.
Als een ijsplaat loskomt, stijgt het zeepeil niet, want het ijs blijft drijven.
Er drijft in zee geen ondoordringbare laag van plastic flesjes, plastic zakken of vershoudfolie.
Venezuela produceert nauwelijks zelf, het olierijke land drijft op import.
Vissers zagen de lichamen op zee drijven.
De film begint met de jongen die een lijk ziet drijven op zee.
In de Grote Oceaan drijft dus geen plastic massa, maar er is wel een groot gebied waar schadelijke hoeveelheden microplastic in het water zitten.
De olie dreef tussen de brug van Kanne en Vroenhoven.
Dat wil zeggen: er drijft minstens één stukje plastic in elke kubieke meter water.
Zoals de titel doet vermoeden, drijft het verhaal op twee thema's: misdaad en muziek.
De toxische wolk dreef over de stuifduinen, het gif plakt wellicht in de bomen.
Dat zou best interessante zaken boven water kunnen doen drijven.
Hij dreef als een dobber op de golven.
Ze zijn herkenbaar aan het feit dat ze op water blijven drijven.
De woorden komen soms vanzelf naar boven drijven.
Een schip met luchtkamers kan wel blijven drijven met een gat in de romp, maar die heeft deze boot niet.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
goed
lang
langzaam
snel
sterk
bepaling
prepositiegroep
golf
water
wateroppervlak
zee
boven
oppervlakte
voorzetselobject
Met vaste prepositie (vast voorzetsel)
angst
enthousiasme
spanning
vertrouwen
vrijwilliger
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij drijven?
blijven
komen
laten
in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
de kurk waarop iets drijft
- subject
- object
- verbum finitum
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- voorzetselobject
- voorlopig voorzetselobject
- verbale aanvulling
- 1iemand of iets drijft ergens of ergens heen
- boot
- Een boot die drijft , is altijd zeewaardig .
- ijs
- Hier en daar drijft wat ijs .
- ijsschots
- Er drijven ijsschotsen in de oceaan .
- lichaam
- Op een andere foto drijven levenloze lichamen in een rivier .
- olie
- Olie kan op water drijven , zonder dat de twee vloeistoffen mengen .
- vis
- Tientallen dode vissen drijven in het water of liggen in de rietkraag .
iemand of iets zinkt niet, maar blijft aan de oppervlakte van een vloeistof of beweegt met de stroming in de vloeistof mee- Zwanen drijven op het zwarte water .
- (meer voorbeelden)
- 2iets of iemand drijft ergens of ergens heen
- wolk
- Donkergrijze wolken drijven over het belfort .
iets of iemand zweeft door de lucht- De wolk dreef stadinwaarts .
- (meer voorbeelden)
- 3iemand drijft iets handel, zaak
- handel
- Het jaar ervoor spoorde de Staatsveiligheid samen met andere inlichtingendiensten een netwerk op dat een handel dreef in vervalste en gestolen documenten .
- nering
- Hij mag geen handel of nering drijven en moet vuil of rommel opruimen .
- zaak
- Al sinds eind jaren zeventig drijft hij deze zaak .
iemand houdt zich bezig met iets- Al sinds eind jaren zeventig drijft hij deze zaak .
- (meer voorbeelden)
'handel' komt vaker voor als eerste lid in de samenstelling 'handeldrijven' - 4iemand of dier drijft dier of iemand ergens of ergens heen, langs, vandaan
- kudde
- Cowboys proberen er een kudde vee naar hogergelegen terrein te drijven .
- paard
- ' Gelukkig konden we vijf paarden die zich binnen bevonden , tijdig naar de achtergelegen weide drijven .
- schaap
- Vanuit het weiland hebben wij ten slotte de twintig schapen in de veewagen gedreven en heb ik als gerechtsdeurwaarder het vee in beslag genomen en doen vervoeren naar een perceel weiland in Friesland .
- vee
- Met hulp van de landbouwer zelf en de brandweer werd het vee terug in de weide gedreven .
iemand of dier doet dier of iemand voor zich uitgaan- Cowboys proberen er een kudde vee naar hogergelegen terrein te drijven .
- (meer voorbeelden)
- 5iets drijft iemand of dier of iets
- angst
- Die angst drijft ook de soldaat in het boek .
- idealisme
- Goed ouderwets idealisme dreef het vriendenclubje .
iets is de factor die iemand, een dier of iets aanstuurt- Goed ouderwets idealisme dreef het vriendenclubje .
- (meer voorbeelden)
- 6iemand of iets drijft iemand of dier tot iets
- crisis
- De crisis drijft veel Europeanen tot wanhoop .
- honger
- Honger drijft ook tot egoïsme , tot stelen , agressie en onbarmhartigheid .
- daad
- Angst voor uithuisplaatsing van haar dochter had haar tot haar daad gedreven .
- waanzin
- Dat gapende gat waarvan de grenzeloosheid een mens tot waanzin drijft .
- wanhoop
- U heeft uw vader tot wanhoop gedreven ?
- zelfmoord
- De onbeantwoorde liefde drijft haar tot zelfmoord .
iemand of iets is de factor die iemand of een dier aanzet tot iets- Droogte dreef de mensen tot wanhoop .
- (meer voorbeelden)
- 7iemand of iets drijft iemand naar ietsiemand of iets doet iemand neigen naar iets
- Wanhoop drijft velen naar extremistische religieuze strekkingen .
- (meer voorbeelden)
- 8iemand drijft {paard, achterhand} ergens heen
- achterhand
- Bij het rijden onder impuls wordt de achterhand meer onder het paard gedreven .
- paard
- Met je kuiten drijf je het paard dus voorwaarts tegen het bit omhoog .
- onder het paard
- Bij het rijden onder impuls wordt de achterhand meer onder het paard gedreven .
- voorwaarts
- Met je kuiten drijf je het paard dus voorwaarts tegen het bit omhoog .
sport en recreatieiemand spoort een paard aan met de kuiten zodat het voorwaarts gaat of met de achterbenen meer onder zijn lichaam treedt- Met je kuiten drijf je het paard dus voorwaarts tegen het bit omhoog .
- (meer voorbeelden)
- 9iemand of dier drijft iets in iets
- nagel
- Dan drijft ze haar nagels diep in het hout van de vensterbank , gooit alles eraf ( gelukkig ook dat lelijke stenen beeldje waar mijn vrouw om nostalgische redenen nogal aan gehecht was ) en blaast en krijst net zo lang tot de verbijsterde medekatten zijn afgedropen .
- spijker
- In harde houtsoorten was het veelal niet mogelijk zomaar een spijker te drijven : ze bogen door .
iemand slaat iets met kracht in iets- In harde houtsoorten was het veelal niet mogelijk zomaar een spijker te drijven : ze bogen door .
- (meer voorbeelden)
- 10iemand drijft een gang in iets(mijnbouw) iemand maakt een gang in gesteente door er met kracht met iets door te dringen
- Grote bedragen worden vereist wanneer bij ondergrondse mijnbouw gangen moeten worden gedreven in de vaste rots .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe