weekend

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
Opmerking: zie ook weekeinde

Het was druk, het voorbije weekend in de Gentse binnenstad.

En zo gaat het nu al twee weekends op een rij.

In de weekenden trekt het museum meer dan 10.000 bezoekers per dag.

De hinder bleef tijdens het weekend beperkt tot trager rijden.

Waar ging u drie jaar geleden heen voor een weekendje weg?

Sindsdien hebben we nooit een vrij weekend gehad.

Ideaal om het weekend mee in te luiden.

Samsom deelt zijn gevoel van het afgelopen weekend.

Het weekend verloopt koud, met overdag 11 of 12 graden.

Het weekend zit al behoorlijk vol.

Maar het was vooral in het weekend leuk.

Het was het weekend voor de verkiezingen van 2008.

De ene heeft een paar weekends les gevolgd, de andere veel langer.

Dit weekend is het Festival Jazz International Rotterdam.

Het belooft dan ook een rustig weekend te worden.

Wil je voluit genieten van een romantisch weekendje Parijs?

Dit weekend nog wel, volgend weekend niet meer.

De inboedel zal waarschijnlijk vanaf volgend weekend te koop staan.

Tijdens een weekend in Londen hoorde ik vooral de stilte.

Zelfs in het weekend werd ik nog bestookt.

Ze waren altijd aan het werk, ook in het weekend.

En zo gaat dat door, dag en nacht, weekends en feestdagen inbegrepen.

De oprit Lummen-centrum blijft het volledige weekend afgesloten.

De tragedie speelde zich af tijdens het weekend van Thanksgiving in 1981.

De aanleg daarvan duurde langer dan één weekend.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben weekend als subject?

beginnen

brengen

in het teken staan van

starten

verlopen

vol zitten

object bij

Welke werkwoorden hebben weekend als object?

afsluiten

boeken

doorbrengen

inluiden

krijgen

determinator

pronomen of numerale

alle

beide

elk

ene

geen

ieder

veel

bepaling voor "weekend"

adjectief, participium of numerale

aankomend

aanstaand

afgelopen

ander

droog

druk

goed

heel

komend

laatste

(13 meer)

bepaling na "weekend"

substantief

Parijs

adjectief of participium

weg

prepositiegroep of conjunctiegroep

van:

Thanksgiving

in:

Londen

de Ardennen

"weekend" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

gedurende

in

in de loop van

na

om

op

per

sinds

tegen

tijdens

(3 meer)

"weekend" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

alleen in het weekend

de rest van het weekend

ook in het weekend

vooral in de weekends

zeker in het weekend

zelfs in het weekend

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met weekend?

feestdag

vakantie

vakantieperiode

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.