wenken

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Hij wenkt zijn zoon, ze gaan weer aan het werk.

Net toen hij op een bankje wilde gaan zitten, wenkte de baliedame hem.

De politiecombi heeft mij daarom gewenkt.

De agenten wenken hem, hij laat zijn identiteitskaart zien en mag dan weer verder.

Hij wenkte de spelers naar het midden van het veld.

Kortom, ' weken van politieke chaos ' wenken.

Naast de roem, wenken eindelijk ook de centen.

Ik wenk naar de toeristen bovenaan de trap.

Kom het ook eens proberen, wenkte hij.

Hij was amper twintig en de roem wenkte.

Soms lijkt het wel of de dood haar wenkt, zegt ze.

Kunnen ze een afstraffing voorkomen, dan wenkt de halve finale.

Ik wenkte hem, maar hij schudde heftig van nee.

Na viereneenhalf seizoen wenkt een afscheid voor de trainer.

Hij fluit naar haar, zij wenkt hem dichterbij.

Wat ben je met een zak geld als daarna alleen de leegte wenkt?

De zaak zat al behoorlijk vol, kortom, een veelbelovende toekomst wenkte.

Tot hij weer uit zijn droom ontwaakt en het happy end wenkt.

Na de eerste set wenkte nochtans een happy end voor de roodhemden.

De derde ronde wenkt in elk geval.

Door de snelle groei wenkt een beursgang.

Het pensioen wenkte, zo leek ons.

Helder is alleen dat hier de zeephelling wenkt.

We wenken, we wuiven tot de ober ons in de gaten krijgt.

Hun leven gaat door, de toekomst wenkt, maar zal nooit meer hetzelfde zijn.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

carrière

droom

finale

kans

man

ronde

titel

toekomst

top

vakantie

(1 meer)

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

ober

serveerster

pronomen

hem

hen

je

me

mij

ons

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

driftig

ondertussen

opnieuw

prepositiegroep

voor:

...

naar:

...

vanuit:

...

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

binnen

dichterbij

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.