vechten

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Er wordt hier al weken zwaar gevochten.

Mijn ouders en mijn grootouders hebben gevochten voor sociale gelijkheid.

Ik vecht tegen de tranen, maar ik mag niet huilen.

Ik heb gevochten als een leeuw om hem vrij te krijgen.

Die oorlogen zijn niet voor niets gevochten.

Bijna dertig anderen vechten nog steeds voor hun leven.

In plaats daarvan vechten partijen overal om de macht.

Voor mij zit een meisje te vechten tegen de slaap.

De rust keerde even terug, maar wat later werd er opnieuw gevochten.

Het heeft toch geen zin tegen de bierkaai te vechten.

Zijn stadhuis staat op het spel: waarom dan niet vechten als een vent?

In de Tweede Wereldoorlog vocht Oost-Timor zij aan zij met Australië tegen Japan.

De broers vechten met elkaar, op leven en dood.

Ze heeft altijd gevochten voor de zaak van de vrouw, zegt ze.

En vochten ze elkaar dan niet de tent uit?

Transporteurs en dieven vechten dagelijks een technologisch robbertje.

Ik vocht tegen mijn vader als man tegen man.

Kortom: het lichaam maakt zich klaar om te vechten of vluchten.

Zij zou gevochten hebben voor haar land.

Leven blijkt: je staande houden, en tot het einde vechten tegen de demonen.

Het leger is opgeleid om te vechten, niet om politiewerk te verrichten.

Dat is een opdoffer voor het bedrijf, dat vecht om te overleven.

Ze verdelen drugs, houden de wacht en vechten met de concurrerende bendes.

Ik ben hier al dertig jaar voor aan het vechten.

Mensen hebben met hun blote handen gevochten en zijn omgekomen.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

bedrijf

broer

groep

jongen

kind

leger

man

meisje

mens

militair

(13 meer)

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

oorlog

strijd

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

constant

dagelijks

fel

flink

goed

hard

hevig

jarenlang

keihard

lang

(6 meer)

prepositiegroep

aan:

front

kant

zijde

met:

hand

hand

vuist

wapen

op:

leven en dood

tot:

eind, einde

laatste man

laatste snik

rond:

...

bij:

...

in:

...

op:

...

tijdens:

...

met postpositie

de tent uit

vergelijking met (zo)als

als:

leeuw

leeuwin

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

met:

demon

elkaar

politie

om:

aandacht

bal

been

controle

gunst

kruimel

macht

plaats

plek

stad

(3 meer)
tegen:

bierkaai

degradatie

demon

dood

elkaar

idee

kanker

leger

ongelijkheid

perceptie

(9 meer)
voor:

baan

bal

behoud

belang

bestaan

democratie

erkenning

gelijkheid

ideaal

kans

(12 meer)
over:

...

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

samen

substantief

zij aan zij

pronomen

allemaal

zelf

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij vechten?

blijven

gaan

hoeven

komen

kunnen

laten

leren

moeten

mogen

willen

(2 meer)

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met vechten?

vluchten

bijzin ingeleid door

om te

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

een [potje, robbertje] vechten

twee stenen kunnen doen vechten

waar (er) twee vechten, hebben (er) twee schuld

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.