woning

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Een deel van de sociale woningen wordt gesloopt.

We zoeken inmiddels ook naar woningen en scholen voor gezinnen.

Zo blijven de woningen voor veel mensen betaalbaar.

Iedere woning zou over een attest moeten beschikken.

Mijn zoon gaat scheiden en wil de gemeenschappelijke woning overnemen.

Maar dat betekent niet dat eenzelfde woning duurder geworden is.

Het gaat om woningen met een luxueus karakter.

De schade in de woning is ook groot.

Waarom dan geen nieuwe woningen boven op een nieuwe school?

Het terrein zou nu worden gesaneerd en verbouwd tot woningen.

Maar ik ga niet in extra woningen voorzien voor vluchtelingen.

Eén van de eigenaars liet achteraan woningen bouwen.

De renovatiewerken zijn niet in alle woningen dezelfde.

In een latere fase volgen nog meer woningen.

Daar bedraagt het aantal gebrekkige woningen 44 procent.

De lening voor een tweede woning geeft een groter fiscaal voordeel dan die voor een eerste huis.

Later komen er dertig woningen en winkels bij.

Vorige week dinsdag werd een man gesignaleerd bij de woning.

Hij gidst ons behoedzaam een vernielde woning binnen.

Straks zijn onze woningen geen cent meer waard.

Ook de aanpalende woning liep zware schade op.

Er zijn werknemers die hun woning niet meer kunnen afbetalen.

Er was een bouwproject voor vier nieuwe sociale woningen ingediend.

De brand heeft heel veel schade aangericht in de woning.

Op 6 november wordt de woning openbaar verkocht.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben woning als subject?

beschadigd raken

erbij komen

geven

in de pijplijn zitten

in de verkoop gaan

komen

kosten

leegstaan

liggen

onder de hamer gaan

(13 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben woning als object?

aanbieden

aankopen

aanpassen

aansluiten

afbreken

beheren

bekijken

bereiken

beschadigen

beschermen

(54 meer)

bepaling voor "woning"

adjectief, participium of numerale

aangeboden

aangepast

aangrenzend

aanpalend

alleenstaand

ander

bescheiden

bestaand

betaalbaar

brandend

(45 meer)

te-inf

te bouwen

te renoveren

bepaling na "woning"

prepositiegroep of conjunctiegroep

aan:

kant

overkant

rand

weg

bij:

water

boven:

winkel

in:

Amsterdam

Nederland

Vlaanderen

buurt

centrum

stad

straat

wijk

langs:

kanaal

lijn

steenweg

met:

atelier

bouwlaag

kamer

slaapkamer

tuin

verdieping

op:

begane grond

hoek

platteland

verdieping

uit:

jaar

periode

voor:

bewoner

dakloze

doelgroep

gezin

inkomen

mens

middeninkomen

middenklasse

senior

starter

(2 meer)

"woning" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

de WOZ-waarde van woningen

de aankoop van een woning

de achterzijde van de woning

de bouw van woningen

de eigenaar van de woning

de gevel van de woning

de grootte van de woning

de isolatie van woningen

de kwaliteit van de woning

de onschendbaarheid van de woning

(16 meer)

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met woning?

appartement

auto

bedrijf

bedrijfspand

gebouw

kantoor

winkel

woonomgeving

object bij

Welke werkwoorden hebben woning als object?

hulpww

hebben

willen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.