checken

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Zij begonnen mijn data waarschijnlijk ook nauwkeuriger te checken.

Anders dan nu gaat de Belastingdienst eerst de gegevens van de aanvrager checken.

Wij checken of dit klopt.

Ik moest de feiten nog wel even checken, vond ze.

We leren om drie keer per dag op gezette tijden de mail te checken.

Ook een bewering langs zien komen die je wilt laten checken?

Ook een bewering voorbij zien komen die je gecheckt wilt zien?

Tien minuten later wilde ze checken of ze al een reactie had.

Ze wilden checken of ik een deftige analyse kon maken.

Eén keer daalden ze af om hun mail te checken.

Ook een bewering zien langskomen die je graag gecheckt zou willen zien?

De bewering is dus niet te checken.

Check de fokker waar je wilt gaan kijken bij een rasvereniging.

We beoordelen de stelling daarom als niet te checken.

Even checken: ja, ze heeft gelijk.

Je krijgt de neiging om je telefoon te checken.

We checken of deze bewering juist is, waarbij we bij 'mensen' uitgaan van Nederlanders.

Allereerst om te checken of alles in huis was.

Ik dacht: ik zou voortdurend dingen kunnen checken.

Even checken welke films er ' s avonds draaien.

Ik kan me meer ontspannen als ik toch elke dag even een half uurtje mijn mail check.

Alles ligt op volgorde, ik hoef het alleen nog te checken.

Na kritiek op onjuistheden checken we de uitspraak opnieuw.

Even checken of alles in orde is.

Mensen checken elke dag hun sociale media.

nn

Check ([Het is, ik heb het] gecheckt)

[Het is, ik heb het] gecheckt

Twee rode en een gele paprika in winkelwagentje, check.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

krant

media

mens

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

achtergrond

auto

bagage

banden

bericht

bewering

bron

cijfer

ding

e-mail

(15 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

altijd

direct

driedubbel

eerst

even

extra

goed

grondig

regelmatig

snel

(2 meer)

prepositiegroep

aan de hand van:

...

bij:

...

in:

...

met:

...

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

op:

...

bijzin ingeleid door

waar

wat

welk

wie

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met checken?

dubbelchecken

bijzin ingeleid door

dat

of

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.