afvragen, zich

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ik heb me lang afgevraagd hoe het met hen zou aflopen.

Ik vraag me een aantal dingen af.

Je kunt je afvragen of dit boek geloofwaardig is, maar daar gaat het niet om.

Hebben jullie je ooit afgevraagd wat jullie emigratie voor mij betekende?

De kritische lezer vraagt zich af of dit wel uitzonderingen zijn.

Je kan je afvragen in hoeverre beleving dan nog beleving is.

Een collega vraagt zich hardop af hoe zoiets in hemelsnaam mogelijk is.

Niemand vraagt zich af waarom, zo lijkt het.

Het enige wat de kijker zich afvraagt is: wat gaan jullie dan doen?

Je kan je oprecht afvragen hoe eerlijk dit spel gespeeld wordt.

Het is leuk om je dat soort dingen al kijkend af te vragen.

Dan vraag je je weleens af waar je mee bezig bent.

Soms vraag ik me af: waarom al die moeite?

Je gaat je bijna afvragen hoe serieus er naar deze zaken gekeken wordt.

Alleen vraag ik me af of hij niet te laat is begonnen.

Vertwijfeld vragen ze zich af of ze nog in het zonnetje zitten.

De twee vroegen zich af waar hij zich mee bemoeide.

Vraagt niemand zich af waarom er bij ons zoveel meer slachtoffers zijn?

We kijken elkaar aan en vragen ons af hoe we dat moeten doen.

De lezer zal zich afvragen over welke problemen dat dan wel ging.

Maar van sommige dingen vraag ik me af: waarom gaat het niet sneller?

Je kunt je afvragen of de journalistieke onafhankelijkheid hiermee een dienst is bewezen.

Ik vroeg me af wat die merken gemeen hebben.

Je vraagt je überhaupt af wat we daar te zoeken hebben, en hadden.

Wij moeten ons als maatschappij afvragen of wij dit onderzoek wel nuttig vinden.

subject

Wie of wat (...) zich?

substantief

Kamerlid

advocaat

analist

belegger

bewoner

burger

commentator

commissie

criticus

fan

(16 meer)

object

Wie of wat (...) men zich of wordt (...)?

substantief

ding

pronomen

dat

dit

het

iets

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men zich?

adverbium

constant

echt

eerder

hardop

juist

lang

nooit

onwillekeurig

ooit

openlijk

(9 meer)

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

angstig

bang

bezorgd

vertwijfeld

wanhopig

pronomen

zelf

bijzin ingeleid door

hoe

hoeveel

waar

waarmee

waarom

waarover

waartoe

wanneer

wat

welke

(1 meer)

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij zich afvragen?

blijven

doen

durven

gaan

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

zullen

bijzin ingeleid door

of

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.