verbruiken

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

De overheid wil tegen 2014 tien procent minder brandstof verbruiken.

Achter ons zat een grote groep renners die minder kracht had verbruikt.

Gemiddeld verbruiken we dagelijks 130 liter water per persoon.

Een goed onderhouden wagen verbruikt ook minder brandstof.

Op dat uur verbruiken bedrijven aanzienlijk minder energie.

Ouderen verbruiken iets minder elektriciteit, maar meer aardgas dan jongeren.

Hoe minder je verbruikt, hoe minder je per kilowattuur betaalt.

De atleet zou minder energie verbruiken en daardoor economischer lopen.

Kleinere vliegtuigen verbruiken minder brandstof en zijn makkelijker te vullen met passagiers.

De brouwer kan met een kleinere brouwerij toe die minder energie verbruikt.

Om af te vallen moet je minder calorieën eten dan je verbruikt.

De nieuwe led-verlichting in de winkel zou 30 procent minder stroom verbruiken.

Het bedrijf zegt klanten te willen helpen minder gas en stroom te verbruiken.

Met grotere tanks moeten we minder schoonmaken en minder chemicaliën verbruiken.

Een spaarlamp verbruikt immers veel minder elektriciteit en gaat tien keer langer mee.

Hoe dikker er wordt geïsoleerd, des te minder brandstof wordt er verbruikt.

In 2011 werd 3,26 procent minder elektriciteit en gas verbruikt dan in 2003.

Spaarlampen verbruiken minder energie en gaan aanzienlijk langer mee dan gewone gloeilampen.

Kook wat vaker een eenpansgerecht, want dan verbruikt u minder stroom.

Bedrijven en burgers worden gestimuleerd minder energie te verbruiken en minder afval te produceren.

Er is minder geld - hoe minder brandstof er wordt verbruikt, hoe beter.

Het schip zal dan minder brandstof verbruiken.

Door regelmatig ontdooien verbruikt uw vriezer minder energie.

Het lijf verbruikt wat minder energie, zodat het effect van minder eten tegenvalt.

Ook door op een andere manier te werken, kan er minder water verbruikt worden.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

app

apparaat

auto

bedrijf

diesel

gezin

huishouden

industrie

lichaam

mens

(4 meer)

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

aardgas

benzine

brandstof

calorieën

data

diesel

drinkwater

elektriciteit

energie

gas

(6 meer)

pronomen

meer

minder

niets

veel

weinig

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

dagelijks

extra

jaarlijks

snel

wereldwijd

prepositiegroep

per:

dag

jaar

keer

in:

jaar

maand

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

samen

pronomen

zelf

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij verbruiken?

gaan

moeten

mogen

zullen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.