chaos

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Op de plaats van de ramp heerst chaos.

Hij dreigt zijn land in chaos te storten.

Het leven is een voortdurende poging om orde in de chaos te scheppen.

Chaos in zijn hoofd, chaos op zijn kamer.

Een stroomstoring leidde dinsdag tot chaos op het spoor.

Vertellen is orde scheppen in de innerlijke chaos.

Ook de rest van de week bleef het verkeer een complete chaos.

Antwerpenaars vrezen chaos in het verkeer.

Energie is de chaos en materie is orde.

De woede over het onvermogen van de autoriteiten om orde te scheppen in de chaos is groot.

In het land heerst sinds vorig jaar chaos na een staatsgreep.

Met het vertrek van de vier toezichthouders is de bestuurlijke chaos compleet.

Vluchtelingen komen uit landen waar oorlog en chaos heerst.

Tientallen vrijwilligers brachten in sneltempo orde in de chaos.

Iedereen ging bij iedereen te rade en er heerste redelijk wat chaos.

Een cordon agenten van de oproerpolitie brengt orde in de chaos.

De chaos op het terrein is compleet.

Vergeet niet dat we vaak binnenkomen in huiskamers waar chaos en ontreddering heerst.

In het grootste deel van het onherbergzame land heersen chaos en wetteloosheid.

De zwermen veroorzaken chaos in het verkeer.

De voornaamste dreiging bestaat uit de toenemende chaos en de complete desintegratie van de samenleving.

Ondanks al het rumoer wist zij orde in de financiële chaos van de club te brengen.

In 2014 grepen de militairen de macht, op een moment dat de politieke chaos compleet was.

Sinds 1 januari 2015 heerst er chaos bij de uitbetaling van het persoonsgebonden budget.

Afgelopen vrijdag zorgden matige vorst en 15 centimeter sneeuw voor een complete chaos op het spoor.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben chaos als subject?

beginnen

blijven

dreigen

heersen

komen

leiden tot

ontstaan

regeren

toenemen

toeslaan

(2 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben chaos als object?

aantreffen

achterlaten

bedwingen

bezweren

brengen

compleet maken

creëren

gebruiken

groter maken

krijgen

(17 meer)

determinator

substantief

een beetje

pronomen of numerale

alle

geen

meer

minder

veel

wat

één

bepaling voor "chaos"

adjectief, participium of numerale

absoluut

administratief

bestuurlijk

bloedig

compleet

dreigend

economisch

enorm

financieel

georganiseerd

(18 meer)

bepaling na "chaos"

adverbium

alom

prepositiegroep of conjunctiegroep

door

onder

rond

aan:

grens

bij:

dienst

in:

hoofd

huis

klas

land

leven

ochtendspits

regio

stad

verkeer

wereld

na:

aanslag

afloop

coup

ramp

storm

val

op:

luchthaven

markt

spoor

straat

weg

van:

bestaan

leven

mens

oorlog

stad

tijd

bijzin ingeleid door

die

waarin

"chaos" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

een land in chaos

in chaos verkeren

leiden tot chaos

orde in de chaos {scheppen, brengen}

{de wereld, een land} in chaos storten

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met chaos?

anarchie

burgeroorlog

ellende

ontreddering

onzekerheid

oorlog

paniek

verwarring

wanorde

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.