ziel

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

We hebben hart en ziel in dit project gestoken.

Hier legde Kemkers de afgelopen drie jaar zijn ziel en zaligheid in.

We zijn gelijkgestemde zielen, denk ik.

Maar behalve de vissen is er amper een levende ziel te bespeuren.

Bestaat de ziel nog wel?

Ogen zijn de spiegel van de ziel, toch?

Ik heb er altijd over gewaakt dat de ziel van de club behouden blijft.

Er huisden zogezegd twee zielen in haar: een rationele en een extatische.

In deze stad ligt mijn ziel.

In dat robuuste lijf van 74 schuilt een ziel die van geen rust wil weten.

In het gehucht wonen nog enkele straatarme zielen.

De hindoes en de boeddhisten geloven dat de ziel gevangen zit in het lichaam.

Jongen schrijft brief aan onbekenden waarin hij zijn ziel blootlegt.

Het is dit publiek dat onze steden opnieuw een ziel geeft.

Je moet je ziel in je werk kunnen leggen.

Klassieke muziek kan bij uitstek de ziel raken.

Enkel hun ziel konden ze redden, hun integriteit.

Al moest het daarvoor wel zijn ziel verkopen.

Met de dood van Gerda verloor dit huis zijn ziel.

Maar een stad zonder groen heeft geen ziel.

Hoe meer zielen, hoe meer vreugde in hun achtertuin.

Kunnen deze twee eenzame zielen elkaar helpen?

Een vriend wist mij echter diep in mijn ziel te raken.

De onderhandelaars laten zich in de ziel kijken.

Samen zoeken ze naar een heilige plek waar de ziel van de overledenen kan rusten.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben ziel als subject?

bestaan

blijven

huizen

komen

liggen

schuilen

wonen

zitten

object bij

Welke werkwoorden hebben ziel als object?

blootleggen

geven

leggen

raken

redden

tellen

verkopen

verliezen

winnen

determinator

pronomen of numerale

geen

meer

twee

twee

bepaling voor "ziel"

adjectief, participium of numerale

Nederlands

Vlaams

arm

creatief

diep

dolend

donker

dood

eenzaam

gekneusd

(34 meer)

bepaling na "ziel"

prepositiegroep of conjunctiegroep

in:

lichaam

van:

club

dode

kunstenaar

land

mens

muziek

natie

overledene

partij

stad

zonder:

zorg

"ziel" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

balsem voor de ziel

de onsterfelijkheid van de ziel

de spiegel van de ziel

dichter bij de ziel

diep in de ziel

goed voor de ziel

het diepste van de ziel

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met ziel?

geest

hart

zaligheid

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

God hebbe iemands ziel

eelt op [de, zijn] ziel hebben

[een kras, krassen] op zijn ziel

iemand (diep) in de ziel snijden; (diep) in iemands ziel snijden

iemand door de ziel snijden; door iemands ziel snijden

iemand in de ziel kijken; in iemands ziel kijken

iemand op zijn ziel trappen

met zijn ziel onder [de, zijn] arm

zich de ziel uit het lijf [verbum]; de ziel uit zijn lijf [verbum]

zich in de ziel laten kijken; in zijn ziel laten kijken

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.