afwisselen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Nu wisselen hoop en vrees elkaar af.

Ze hebben het burgemeesterschap afgewisseld.

Ze wisselen dat werk af met lange, kalme zeereizen.

De zon wisselt af met wolkenvelden, 21 tot 27 graden.

Afschuw, verbijstering en instemming wisselen zich af.

Open velden en regenwoud wisselden zich af met meertjes, stromen en moerassen.

Tevens kan diarree zich afwisselen met constipatie.

Mijn man, zijn broer en ik wisselden elkaar af.

Gevoelens van plezier en verdriet kunnen elkaar snel afwisselen.

In dit blad wisselen actualiteit en nostalgie elkaar af.

Donderdag wisselen wolkenvelden en zon elkaar af.

Beelden van het moderne Berlijn worden afgewisseld met interviews.

De twee wisselen elkaar regelmatig af aan de top van de ranglijst.

Ze vormen de kern van deze scifi-thriller die spanning afwisselt met filosofie.

Zo wordt het laagveengebied bijvoorbeeld afgewisseld met stedelijk gebied.

Tijdens de dienst wordt het zitten regelmatig afgewisseld met staan.

De concerten worden afgewisseld met een diner in drie gangen.

Stortregens worden afgewisseld met lange perioden van droogte.

Ook voor het lezen geldt: nooit lang in dezelfde houding, wissel steeds af.

Zo konden zijn spelers zien hoe makkelijk de pers lof afwisselde met kritiek.

Daarin wordt informatie over de omroep afgewisseld met advertenties.

Het goed ontvangen engagement werd afgewisseld met veel humor.

Het beeld wordt afgewisseld met dat van andere dansers.

Tragische episodes en hilarische anekdotes wisselen elkaar af.

Bij de indeling van uw dag dient u beweging en rust met elkaar af te wisselen.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

beeld

moment

opklaring

periode

wolk

wolkenveld

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

beeld

bui

film

foto

fragment

gesprek

grap

hoofdstuk

interview

moment

(10 meer)

pronomen

die

elkaar

het

zich

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

moeiteloos

mooi

razendsnel

regelmatig

snel

steeds

sterk

vaak

voortdurend

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

met:

beeld

bui

close-up

commentaar

foto

fragment

interview

lied

moment

muziek

(10 meer)

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij afwisselen?

blijven

gaan

kunnen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.