computer

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Een computer kan alles meten, analyseren en voorspellen.

Mijn atelier is thuis, de computer staat altijd aan.

Ik zette eerst maar eens mijn computer aan.

Ik doe het editen thuis op de computer.

Hij start zijn computer op en blijft naar het scherm staren.

Vlak voor ze haar computer wilde afsluiten, kwam er een mailtje binnen.

Zet de computer uit.

Een computer berekent achteraf de ritkosten, die dan automatisch worden afgeschreven.

Soms crasht het programma of blijft de computer hangen.

De computer bevat immers heel wat nuttige informatie voor onze zaak.

Vopak lijkt hem wel wat en hij zou er het liefst computers programmeren.

En de grootste technologische doorbraak die hij zou willen meemaken, is dat computers informatie kunnen lezen en begrijpen.

Vandaag de dag speelt de computer een belangrijke rol bij de ontwikkeling of vernieuwing van producten.

Een hackbedrijf, dat computers kan hacken, test het systeem.

Computers gebruiken caches – geheugenbuffers – om snel bij veelgebruikte data te kunnen.

Slimme jongens hebben de koersbewegingen op de beurs geanaliseerd met de hulp van uiterst krachtige computers.

In maart speelt de computer tegen Lee Sedol, de wereldkampioen.

Ook wanneer een computer verbinding maakt met het net, moet worden opgeslagen.

Zullen alle scholen dure computers moeten aanschaffen?

Toen de Britse politie haar computer doorzocht, trof ze daarop informatie aan over de moord, die tot vandaag onopgelost is.

Cookies zijn de kleine bestanden waarmee een website computers kan identificeren.

Kort erna viel de politie binnen en nam een computer in beslag.

Computers worden overal gekraakt, dus waarom zou het hier niet kunnen?

Druk gebarende mannen zijn verdwenen van de beurzen en vervangen door razendsnelle computers.

Door trage computers werden programmeurs gedwongen tot creatieve oplossingen.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben computer als subject?

aangeven

aankunnen

aan staan

analyseren

begrijpen

bepalen

berekenen

beslissen

bestaan

bevatten

(31 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben computer als object?

aan de man brengen

aanschaffen

aansluiten

aansturen

aanzetten

afsluiten

bedienen

beschermen

besmetten

besturen

(42 meer)

determinator

substantief

aantal

generatie

paar

soort

type

pronomen of numerale

alle

de ene

de meeste

elke

enkele

geen

iedere

meer

meerdere

minder

(2 meer)

bepaling voor "computer"

adjectief, participium of numerale

aangesloten

analoog

besmet

centraal

digitaal

draagbaar

duur

eigen

geavanceerd

gebruikt

(29 meer)

bepaling na "computer"

adverbium

thuis

prepositiegroep of conjunctiegroep

in:

bibliotheek

huis

klas

netwerk

onderwijs

met:

internet

internetaansluiting

internettoegang

internetverbinding

op:

internet

netwerk

school

werk

werkplek

werkvloer

van:

bedrijf

gebruiker

netwerk

overheid

bijzin ingeleid door

waarmee

waarop

"computer" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

door

met

met behulp van

"computer" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

de introductie van de computer

de komst van de computer

de rekenkracht van computers

de uitvinding van de computer

een netwerk van computers

handig met computers

het gebruik van computers

invoering van computers

met de computer werken

thuis achter de computer

(1 meer)

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met computer?

laptop

netwerk

printer

robot

server

smartphone

tablet

telefoon

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.