wapperen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

De Nederlandse vlag wappert fier in de top.

Haar lange haren en rokje wapperen in de wind.

Door de hoge ramen zag ik hoe de wind de Amerikaanse vlag liet wapperen.

Boven het pand wapperen de vlaggen van de scheepvaartmaatschappijen.

Op de rotsen wappert de rood-gele Spaanse vlag fier in de zon.

De vlag heeft een kleine 5 uur uit het raam van de fractiekamer gewapperd.

De vlag wappert bij veel monumenten, kerken en graven.

Overal waar hij kijkt wappert de vlag van zijn vaderland.

Moet je om te vliegen erg wapperen met je armen?

Uit alle ramen wapperen zwarte vlaggen, een stil protest.

Op het einde van de straat wappert de Belgische vlag.

De nationale vlag wappert niet meer uit iedere auto.

Hij begint weer met zijn vlag te wapperen.

Franse vlaggen wapperen tot in de hoogste boom.

Nog steeds wappert de wind om de oren.

Bijvoorbeeld een bloem die wat heen en weer wappert in de wind.

We laten onze armen en handen wapperen, schudden onze benen los.

Ze fietsen naast mekaar en hun cape wappert in de wind.

Wapperde er de driekleur, dan was onze vorst thuis.

Sinds vorige week wappert de olympische vlag in de miljoenenstad.

Een slank meisje in een verenjas spreidt haar armen, de zwarte veren wapperen in de wind.

Ze blazen op toeters en wapperen met vlaggen.

De oranje slingers bij de overburen wapperen heftig in de wind.

Overal in de binnenstad wapperen de gele banieren en is muziek te horen.

Aan een stellage wapperen pantykousjes in de koude wind.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

Vlaamse leeuw

banier

driekleur

gordijn

haar

hand

hand

man

mens

regenboogvlag

(4 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

fier

halfstok

hard

heen en weer

op en neer

overal

trots

vrolijk

prepositiegroep

in:

straat

wind

op:

atletiekbaan

boot

paleis

parlementsgebouw

aan:

achteruitkijkspiegel

ambassade

antenne

bedrijfsgebouw

gevel

lijn

residentie

stadhuis

stok

vlaggenmast

(1 meer)

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

met:

hand

papiertje

vlag

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij wapperen?

beginnen

blijven

doen

gaan

laten

laten

mogen

staan

zien

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.