winkelen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

De handhavers in het veld zijn dus selectief gaan winkelen in het strafrecht.

Ze hebben flink gewinkeld bij de outletstores op het terrein.

Ze leefden van het statiegeld van oude flessen of gingen proletarisch winkelen in de supermarkt.

Waar zouden ze dan gaan winkelen, tomaatjes en spruitjes gaan kopen, dacht u?

Wilt u gaan winkelen of lekker uit eten?

De vrouwen gaan samen winkelen, de mannen kijken voetbal.

Ik ben zelfs met mijn vrouw gaan winkelen.

Sterker nog: ik zou juist extra gaan winkelen.

Voor zakelijke kleding ga ik zelden speciaal winkelen.

Alleen heb je nadien helaas geen excuus om te gaan winkelen.

Vrouwen, daarentegen, doen geen boodschappen, die gaan echt winkelen.

Nederlanders winkelen steeds meer online en daardoor zijn ze collectief goedkoper uit.

Consumenten die online winkelen geven door de crisis minder uit.

Consumenten zeggen goedkoper uit te zijn als ze online winkelen.

Wonen en winkelen, met ruimte voor de plaatselijke middenstand.

Ze kunnen niet uitgebreid gaan winkelen in de stationshal.

Veel partijen hebben de neiging selectief te winkelen.

De troostkopers gaan winkelen om hun neerslachtige gevoelens kwijt te raken.

Krakers winkelen proletarisch: zij wonen praktisch voor niets, door zonder betaling woonruimte in te pikken.

Zijn zwager kwam, waarna ze gingen winkelen en dineren.

Je winkelt selectief in alle resultaten die je hebt.

Binnenkort moeten shoppers ook ' handenvrij ' kunnen winkelen.

Belgen gaan ook minder winkelen dan Nederlanders.

De problemen zijn in de eerste plaats ontstaan doordat landen selectief wilden winkelen.

Amerikanen met behoudende politieke opvattingen winkelen selectiever in de wetenschap dan progressieve landgenoten.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

consument

gezin

inwoner

klant

land

mens

onderneming

procent

reiziger

shopper

(2 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

substantief

een dag

een dagje

adverbium

belastingvrij

duur

gezellig

goedkoop

graag

handenvrij

leuk

meer

minder

online

(8 meer)

prepositiegroep

in:

binnenstad

buurt

centrum

outlet

stad

stadscentrum

strafrecht

supermarkt

winkel

op:

internet

vliegveld

web

met:

kind

vriend

vriendin

vrouw

bij:

kringloop

outletstore

supermarkt

via:

internet

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

alleen

samen

bijzin ingeleid door

waar

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij winkelen?

gaan

komen

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met winkelen?

werken

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.