Binnen drinken we een laatste kop koffie.
Leden en personeel moeten voortaan uit de kraan drinken.
Het bier in die tijd was vaak niet te drinken.
Ze gingen iets drinken, en vroegen me mee uit.
Hij heeft zich letterlijk dood gedronken en ik denk dat het zijn bedoeling was.
Beide Aziatische grootmachten kunnen elkaars bloed wel drinken.
Hoeveel moet een volwassene drinken per dag?
Geen volk drinkt zoveel water uit de fles als de Italianen.
De kans is klein dat de oppositie van die gifbeker zal drinken.
Toen vroeg ik of ze wat wilde drinken.
Zorg dat het kind goed drinkt, zodat de vochtbalans op peil blijft.
Hij dronk en maakte met iedereen ruzie.
Ik drink niemand onder tafel behalve mezelf.
Prima weer om een pilsje te drinken met fijne muziek erbij.
Olifanten drinken 70 à 200 liter water per dag.
Een maand lang dronken ze dagelijks twee kopjes warme chocola.
Een van de mannen dronk de laatste whiskey uit een fles en gooide hem weg.
In plaats van alcohol dronken we water met citroenen uit de tuin.
Ergens zal een foto van hem hangen en de eerste pint drinken we zeker op zijn gezondheid.
Er werd echter iets meer sterke drank gedronken dan in 1999.
De avond van de afscheidsviering zijn we in een cafeetje nog iets gaan drinken.
Dat planten water 'drinken' is bekend.
Ze wilden zo graag nog eens champagne drinken.
Op de duur moest hij zijn eigen urine drinken om niet uit te drogen.
Die reflex is wat minder sterk als je gedronken hebt.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
object
pronomen
iets
niets
veel
wat
weinig
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
bar
bar
café
kantine
kroeg
vriend
vriendin
café
plein
straat
terras
dag
sporten
zwangerschap
beker
fles
glas
kraan
met mate
bepaling
vergelijking met (zo)als
een tempelier
voorzetselobject
Met vaste prepositie (vast voorzetsel)
gezondheid
bier
fles
glas
koffie
leidingwater
thee
water
wijn
predicatieve aanvulling
adjectief of adverbium
dood
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij drinken?
en/of
Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met drinken?
blowen
dansen
eten
gokken
lachen
praten
rijden
roken
in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
iemand onder (de) tafel drinken
- subject
- object
- indirect object
- verbum finitum
- zich
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- voorlopig subject
- voorzetselobject
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1iemand of een dier drinktiemand of een dier neemt vloeistof tot zich door de mond
- Je moet eten en drinken, en warm en veilig blijven.
- (meer voorbeelden)
- 2iemand of een dier drinkt iets of zo veel
- baby
- Tijdens hun eerste maanden op aarde drinken baby's melk.
- bezoeker
- Bezoekers kunnen hun koffie rustig drinken in de zaak, of meenemen voor onderweg.
- dier
- Door het gebrek aan activiteit drinken de dieren minder.
- gast
- De bediening gaat met bitterballen en vlammetjes langs de zonnebedden waar gasten wijn en bier drinken .
- hond
- In die tijd mag de hond wat drinken (niet teveel: zie onder" tips en problemen").
- kind
- Bij het brood drinken de kinderen een glas melk.
- konijn
- Sommige konijnen drinken weinig of niets, vooral als ze veel groenvoer krijgen.
- mens
- Sommige mensen , zo blijkt dan, drinken nooit alcohol.
- moeder
- Naarmate de moeders meer alcohol dronken , waren die afwijkingen meer uitgesproken.
- moslim
- Ook moslims eten geen varkensvlees en drinken geen alcohol.
- ouder
- Mijn ouders dronken ook altijd wijn.
- patiënt
- De patiënt wordt vaak aangeraden geen koffie en thee te drinken en niet te roken.
- procent
- Van de 115 scholieren blijkt 80 procent alcohol te drinken .
- scholier
- De scholieren drinken ook graag Flügel, een oppeppend drankje met rode wodka.
- student
- De wetenschap is unaniem: studenten drinken teveel alcohol.
- vrouw
- Vroeger wilde mijn vrouw wel eens een wijntje drinken en ik niet.
- alcohol
- Wie alcohol drinkt , stoort zijn omgeving minder.
- aperitief
- Het terras zit vol en we drinken een aperitief .
- bak
- Een paar bezoekers drinken een bakje koffie, of rollen met de shagbuil op tafel een sigaret.
- beker
- Ik heb een beker melk gedronken en samen gebeden met de aanwezigen.
- bier
- Ik at twee broodjes frikadel en dronk veel bier .
- blik
- Het had naar eigen zeggen twaalf blikjes bier gedronken .
- bloed
- Het liefst hadden de mensen het échte lichaam en bloed van Christus gegeten en gedronken , maar dat was een beetje moeilijk.
- borrel
- Kunnen ze daarna een borrel drinken om dat te vieren.
- cappuccino
- Maar terwijl ik mijn cappuccino dronk en Coates las, bleef het diep vanbinnen knagen.
- champagne
- Ik leerde garnalen en artisjokken eten en champagne drinken .
- cocktail
- Eerst een cocktail drinken en dan het diner.
- cola
- Kinderen drinken veel cola en krijgen te weinig beweging.
- drank
- Ik heb gewoon te veel koude drank gedronken .
- energiedrank
- Waarom drinken we toch van die mierzoete energiedrankjes ?
- espresso
- Je drinkt de aangeboden espresso , en je luistert.
- fles
- Gerard Depardieu zegt zelf vijf flessen wijn per dag te drinken .
- frisdrank
- Nee, we drinken juist steeds minder frisdrank .
- gin
- Awel, ik drink geen gin .
- glas
- Er zijn weinig jongeren die later pas hun eerste glas alcohol drinken .
- hoeveelheid
- Ook al blijkt uit studies dat geheelonthouders korter leven dan mensen die een kleine hoeveelheid alcohol drinken .
- iets
- Niemand wil iets drinken in een café waar wordt gevochten.
- jenever
- Hij dronk jenever (veel, bleek later uit zijn bloed), zij sherry.
- koffie
- Eet minder suiker en drink minder koffie .
- kop
- U kunt rustig een kopje koffie drinken zonder te morsen.
- kraantjeswater
- Drink kraantjeswater .
- limonade
- Dronken ze limonade bij de lunch?
- liter
- Probeer twee liter per dag te drinken .
- melk
- Mijn ouders probeerden wel te helpen: ‘ Drink wat melk , probeer te ontspannen ’.
- niets
- En dan heb je nog niets gedronken .
- pils
- Prima weer om een pilsje te drinken met fijne muziek erbij.
- pint
- Of jongeren nu naar andere jeugdbewegingen zullen gaan omdat ze bij de scouts minder pintjes mogen drinken ?
- sap
- Een crashdieet volgen of alleen nog sapjes drinken .
- slok
- Ze heeft juist drie slokjes water gedronken en voor het eerst sinds twee dagen blijft dat binnen.
- sloot
- Iedereen feest de hele tijd en drinkt sloten alcohol.
- thee
- Slechts 10 % zegt nooit thee te drinken .
- urine
- Op de duur moest hij zijn eigen urine drinken om niet uit te drogen.
- veel
- Als het warm is , moet u veel drinken .
- wat
- Willen we nog wat drinken , vraagt de ober?
- water
- Ik probeer veel water te drinken .
- weinig
- Heb ik te weinig gedronken ondanks de warmte ?
- wijn
- We hebben ook besloten wat minder wijn te drinken .
- wodka
- Gisteravond heb ik iets te veel wodka gedronken in café Le Coq met enkele vrienden.
iemand of een dier nuttigt iets of zo veel van iets als drank of vloeistof, of heeft de gewoonte een bepaalde drank of vloeistof te nuttigen- We drinken een glas witte wijn.
- (meer voorbeelden)
- 3iemand drinkt iets zo
- koel
- Ze worden best ook koel gedronken .
- koud
- Een typisch (sterk) Deens drankje is akvavit, dat zeer koud dient te worden gedronken en vooral goed smaakt bij haring.
- met melk
- Van Velzen drinkt zelf ook wel eens thee met melk , vooral in de ochtend .
- puur
- Grappa drinkt men in Italië puur, bijvoorbeeld als digestief.
- zwart
- En omdat hij zijn koffie zwart drinkt, is hij goedkoper dan werknemers die koffie en suiker gebruiken, betoogt hij.
iemand nuttigt een bepaalde drank zo, of heeft de gewoonte dat te doen- Grappa drinkt men in Italië puur, bijvoorbeeld als digestief.
- (meer voorbeelden)
- 4iemand of een dier drinkt van ietsiemand of een dier neemt een of een paar teugen van een drank of vloeistof
- De dieren hebben gelukkig niet van het vervuilde water gedronken.
- (meer voorbeelden)
- 5iemand drinkt zo veel of zo
- meer
- Hij had ongeveer vier keer meer gedronken dan toegestaan.
- te veel
- Nadien bleek dat de vader te veel gedronken had.
- behoorlijk
- Ze hadden behoorlijk gedronken en onderweg kwam het tot een woordenwisseling .
- flink
- Ze hadden flink gedronken , Piet al vanaf één uur ’ s middags .
- stevig
- Het werd laat en er was stevig gedronken .
- zwaar
- Als je wilt aangeven dat je gisteravond zwaar hebt gedronken , en dus een kater hebt , gebruik je %- / .
iemand nuttigt alcohol, of heeft de gewoonte dat te doen- De chauffeur had niet gedronken.
- (meer voorbeelden)
- 6iemand drinkt iets op iets of iemand
- afloop
- Glas na glas dronken ze op de goede afloop .
- gezondheid
- Drink er nog eentje op mijn gezondheid.
iemand brengt een toost uit op iets of iemand- Glas na glas dronken ze op de goede afloop .
- (meer voorbeelden)
- 7iemand drinkt zich zo
- bewusteloos
- Een tiental anderen had zich bewusteloos gedronken .
- dood
- Op zijn 41ste drinkt hij zich dood .
- dronken
- Sommige illegalen drinken zich dronken en maken lawaai .
- kapot
- Stuk voor stuk zijn het verloren zielen , die avond na avond ruziën en zich kapot drinken .
- ladderzat
- Trainers en medewerkers van de federatie dronken zich ladderzat .
- lam
- Ook duiken ze ongeremd met elkaar in bed en drinken ze zich lam .
- laveloos
- Het gaat er niet eens om dat ze zich laveloos drinken .
- lazarus
- Ze dronken zich dus lazarus .
- te pletter
- Negen maanden lang drinkt hij zich te pletter .
- zat
- De bezoekers moeten zich niet zat drinken .
iemand drinkt alcohol tot hij zo is- Op zijn 41ste drinkt hij zich dood .
- (meer voorbeelden)
- 8iets drinkt zoiets laat zich zo drinken
- Je kunt het beste oefenen met een wat dikkere vloeistof, dat drinkt iets makkelijker en geeft minder geknoei.
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe