doden

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Agenten wisten de twee aanvallers te doden.

Ze spelen spelletjes om de tijd te doden.

Een kwestie van doden of gedood worden, vindt hij dat.

Zenuwgiffen doodden de cellen, zoals te verwachten was.

De bijbel geeft alleen het gebod om andere personen niet te doden.

Als je alleen maar werkt, doodt dat elke creativiteit.

Dit weekeinde zijn vijf mensen met geweld gedood.

Door voedsel goed te verhitten doodt u de achtergebleven bacteriën.

Hij blijft echter ontkennen dat hij de jongen heeft gedood.

Ook toen werden er mensen zonder vorm van proces gedood.

Hoe de verdachte zichzelf heeft gedood, is niet bekend.

Bij protesten zijn de afgelopen twee jaar zeker tientallen betogers gedood.

Hij dreigde familieleden te doden als ze geen geld overmaakten.

Nietzsche beweerde dat alles wat ons niet doodt ons sterker maakt.

We checken de bewering dat cola de ziekteverwekkers in je maag doodt.

Nog eens twintig procent wordt gedood voor de illegale pelshandel.

Gisteren nog werd de zoon van vrienden gedood.

Het slachtoffer werd met zeker negen kogels gedood.

Mijn oom werd gedood door een scherpschutter tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Vanochtend heeft de politie de laatste aanvaller gedood en de gijzeling beëindigd.

De slachtoffers waren volgens hem niet met vuurwapens gedood.

Hij doodde intussen de tijd met films op zijn iPad.

Die angst doodt het streven naar waarachtigheid.

Daarbij werden volgens plaatselijke bronnen 12 mensen gedood.

Er zijn dit jaar minder journalisten gedood dan in voorgaande jaren.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

bacterie

bom

drone

jager

kogel

leger

militair

politie

rebel

schimmel

(3 meer)

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

agent

bacterie

burger

dader

demonstrant

dier

gijzelaar

kind

leider

man

(10 meer)

pronomen

ander

iedereen

iemand

zichzelf

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

direct

illegaal

jaarlijks

mogelijk

prepositiegroep

bij:

aanslag

aanval

bomaanslag

bombardement

botsing

droneaanval

gevecht

geweld

inval

luchtaanval

(3 meer)
in:

gevecht

hinderlaag

vuurgevecht

met:

bom

geweld

kogel

wapen

op:

straat

... wijze

tijdens:

aanval

botsing

demonstratie

gevecht

vuurgevecht

uit:

jaloezie

wraak

zelfverdediging

zonder vorm van proces

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij doden?

dreigen

gaan

kunnen

laten

moeten

mogen

proberen

willen

zullen

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met doden?

gevangennemen

opeten

oppakken

vangen

verkrachten

vernietigen

verwonden

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.