antwoorden

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Vijf minuten vroeger had hij iets anders geantwoord.

En wat antwoordde de premier?

Hij antwoordde dat hij dat wel wilde, maar later.

Dat antwoordde minister Smet aan Paul Delva (CD&V).

De man antwoordde niet direct.

Ik ga er dus niet op antwoorden.

Wie fout antwoordt, moet het met de dood bekopen.

Mika antwoordt gevat, is vriendelijk, voornaam zelfs.

De man antwoordde: dat heb ik in vertrouwen aangenomen.

Om de beurt stellen ze hun (ex-)partner een vraag waarop die eerlijk moet antwoorden.

Ja, antwoordt Marcel de V. droogjes.

Het was bepaald onhandig om niet duidelijk op die ene vraag te antwoorden.

Slechts op één vraag antwoordde een meerderheid van de deelnemers foutief.

Die antwoordden met traangas en kogels.

Will MacAskill zal op die vraag ongetwijfeld bevestigend antwoorden.

Een half uur later antwoordt hij me al, via zijn iPad.

De stad antwoordt in principe op alle vragen.

Je antwoordt dan gewoon wat hij wil horen.

' Ik doe het ', antwoordde de Leuvenaar prompt.

Dat antwoordde de minister gisteren op vragen van Kamerlid Mei Li Vos (PvdA).

Ik antwoord dan naar eer en geweten van niet.

De meesten antwoordden van wel.

Ze antwoordde vertrouwen te hebben in het internationale onderzoek.

De gemeente moet op elk verzoek antwoorden.

De Swop-app antwoordt je binnen de 48 uur.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

gemeente

krant

man

meerderheid

mens

minister

moeder

premier

procent

regering

(4 meer)

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

pronomen

dat

dit

iets

indirect object

Aan wie of wat, of voor wie of wat (...) men of wordt (...)?

pronomen

haar

hem

hen

je

me

mij

u

prepositiegroep

aan:

...

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

altijd

beslist

bevestigend

diplomatisch

direct

droog

droogjes

duidelijk

eerlijk

enthousiast

(32 meer)

prepositiegroep

met:

brief

citaat

daad

lach

sms

traangas

vraag

wedervraag

zin

via:

...

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

op:

brief

kritiek

mail

verzoek

vraag

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij antwoorden?

blijven

gaan

horen

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

zullen

bijzin ingeleid door

dat

te

wat

  • subject
  • object
  • indirect object
  • verbum finitum
  • bepaling
  • voorzetselobject
  • n.n.
  • verbale aanvulling
  • 1
    iemand antwoordt iemand met iets of quote
    • advocaat
      • Daar antwoorden advocaten gratis.
    • arts
      • De arts antwoordde niet.
    • collega
      • Collega Rogiers antwoordde niet.
    • gemeente
      • De gemeente antwoordt bevestigend.
    • krant
      • Antwoordt de krant ook op tijd?
    • meisje
      • Het meisje antwoordde meteen: „ Humor”, zei ze.
    • mens
      • De mensen antwoorden nors als ik ze iets vraag.
    • mevrouw
      • Mevrouw Almaci antwoordt en het zou wel eens kwetsend kunnen overkomen voor Etienne Schouppe.
    • vriendin
      • De vriendin antwoordde wat aarzelend, maar tot mijn verbazing koos ze niet voluit voor de eigen school.
      • haar
        • Haar jongste dochter antwoordde haar een tijdlang steevast in het Frans.
      • hem
        • We hebben hem allebei geantwoord maar hoorden daarna niets meer van hem.
      • je
        • De Swop-app antwoordt je binnen de 48 uur.
      • me
        • Een half uur later antwoordt hij me al, via zijn iPad.
      • u
        • Ik: ' Ik heb u per omgaande geantwoord om te zeggen dat ik me erop verheugde. '
      • met
        • Als je hem een vraag stelde , dan antwoordde hij met één of twee woorden .
        • Ik zal dan met ‘ ja ’ moeten antwoorden .
      iemand geeft (iemand) antwoord
    • 2
      iemand antwoordt iemand iets
          • hen
            • Wat ik hen dan antwoord ?
          • mij
            • Weet je wat de federatie mij antwoordde ?
          • dat
            • Dat antwoordt Wathelet op een schriftelijke vraag van Dirk Claes (CD&V).
          • dit
            • Dit antwoordden de vier oudgedienden.
          iemand geeft (iemand) iets als antwoord
        • 3
          iemand antwoordt op iets met iets of quote
              • brief
                • Ik vind het voor de eerste keer eigenlijk moeilijk om op je brief te antwoorden .
              • kritiek
                • Mario Draghi antwoordde wel op de kritiek van onder meer de Duitse minister van Financiën, Wolfgang Schäuble.
              • mail
                • Maar waarom kan een krant dan niet antwoorden op een simpele mail van een lezer?
              • verzoek
                • Crevits antwoordt bevestigend op dat verzoek .
              • vraag
                • De stad antwoordt in principe op alle vragen .
              • met
                • Dat is een moeilijke vraag , waar ik niet met ja of nee op kan antwoorden .
                • Er wordt hierop met een zeer duidelijk ja geantwoord .
              iemand geeft antwoordt op iets
            • 4
              iemand antwoordt met iets of op iets of met iets op iets
                  • daad
                    • Aan jullie om te antwoorden met de daad .
                  • geweld
                    • Dat ze met geweld zouden antwoorden , was te verwachten .
                  • lach
                    • Scheeren antwoordt met een lach .
                  • traangas
                    • Die antwoordden met traangas en kogels.
                        iemand reageert met een handeling of activiteit op iets