De politieagenten konden hem vatten en arresteerden de man.
De autoriteiten hebben in de zaak tot nu toe 74 mensen gearresteerd.
Hij werd prompt gearresteerd.
Agenten in burger arresteerden mensen in de buurt van het plein.
Meer dan eens werd hij gearresteerd voor huishoudelijk geweld.
Een mobiele eenheid kwam ter plaatse en arresteerde de man.
Bij terugkeer in Engeland wordt hij meteen gearresteerd.
In oktober werd hij gearresteerd om het aannemen van steekpenningen.
De politie heeft vanochtend drie mannen gearresteerd na een schietpartij.
De politie was snel ter plaatse en arresteerde de verdachte.
Hij werd gearresteerd op verdenking van internationale drugshandel.
Kort daarna werden de twintig activisten gearresteerd.
Eén betoger werd gearresteerd toen hij het koningshuis beledigde.
De dief liet zich echter niet zonder slag of stoot arresteren.
De dader is gearresteerd, over het motief was nog niets bekend.
Hij vreest direct bij aankomst gearresteerd en gedood te worden.
Ze krijgt ruzie met de agent, en wordt hardhandig gearresteerd.
Ook daar werden de daders gearresteerd op basis van camerabeelden.
Ook de derde inbreker werd niet veel later thuis gearresteerd.
Een handlanger werd later gearresteerd bij een controle van zijn wagen.
De Chinese politie heeft 202 mensen gearresteerd in het onderzoek naar illegale vaccinhandel, meldt AFP.
In Duitsland werd woensdagavond al een man gearresteerd in verband met de aanslagen in Brussel.
In augustus werd een voorvrouw van een burgerwacht in Guerrero gearresteerd op beschuldiging van kidnapping.
Hij is drie keer gearresteerd tijdens protestmanifestaties tegen Zwarte Piet.
Meer dan eens werd hij gearresteerd voor huishoudelijk geweld.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
direct
eerder
hardhandig
later
meteen
onmiddellijk
prompt
snel
uiteindelijk
bepaling
prepositiegroep
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij arresteren?
gaan
komen
kunnen
laten
mogen
willen
en/of
Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met arresteren?
aanklagen
afvoeren
berechten
martelen
ondervragen
opsluiten
overbrengen
uitleveren
vastzetten
verhoren
(2 meer)- subject
- object
- verbum finitum
- 1iemand arresteert iemand
- agent
- Agenten in burger arresteerden mensen in de buurt van het plein.
- autoriteit
- De autoriteiten hebben in de zaak tot nu toe 74 mensen gearresteerd .
- eenheid
- Een mobiele eenheid kwam ter plaatse en arresteerde de man.
- gerecht
- Politie en gerecht hebben gisteren twee actieve cannabisplantages ontdekt en twee verdachten gearresteerd bij operatie ' Clean House '.
- leger
- In een maand tijd heeft het leger twee even vooraanstaande als beruchte drugsbaronnen gearresteerd .
- militair
- Op maandagavond vielen militairen zijn huis binnen en arresteerden hem.
- politie
- De politie was snel ter plaatse en arresteerde de verdachte.
- politieagent
- De politieagenten konden hem vatten en arresteerden de man.
- recherche
- De lokale recherche van Hoboken arresteerde drie mannen op verdenking van drughandel.
- regering
- Bij voorkeur arresteert zijn regering verdachten om ze later te laten berechten, zei hij.
- speurder
- De plantage werd vernietigd en de speurders arresteerden een bewoner.
- veiligheidsdienst
- De Oekraïense veiligheidsdiensten arresteerden hem onlangs op verdenking van samenwerking deelname aan een criminele organisatie.
- activist
- Kort daarna werden de twintig activisten gearresteerd .
- betoger
- Eén betoger werd gearresteerd toen hij het koningshuis beledigde.
- burger
- Zodra een burger wordt gearresteerd , is de overheid verantwoordelijk voor zijn leven en welzijn.
- dader
- De dader is gearresteerd , over het motief was nog niets bekend.
- dealer
- Sinds januari werden er 273 dealers gearresteerd .
- demonstrant
- Wegblokkades worden weggehaald, demonstranten worden gearresteerd .
- dief
- De agenten konden de dief arresteren toen hij met de wagen wilde vertrekken.
- handlanger
- Een handlanger werd later gearresteerd bij een controle van zijn wagen.
- inbreker
- Ook de derde inbreker werd niet veel later thuis gearresteerd .
- journalist
- Sinds de mislukte coup vorig jaar zomer zijn 158 media gesloten en zeker 130 journalisten gearresteerd .
- kopstuk
- Onlangs werden drie kopstukken gearresteerd .
- leider
- De afgelopen maanden werden meerdere leiders gearresteerd .
- lid
- In verband hiermee is inmiddels een lid van een criminele motorbende gearresteerd .
- man
- De man werd gearresteerd , maar kwam weer vrij onder voorwaarden.
- mens
- De mensen worden gearresteerd en zelfs opgesloten in de gevangenis.
- persoon
- Een tweede persoon werd eveneens gearresteerd wegens verdacht gedrag.
- relschopper
- In totaal werden 77 relschoppers gearresteerd , van wie de meesten inmiddels zijn veroordeeld.
- schutter
- De politie heeft de schutter gearresteerd .
- smokkelaar
- Op vijf jaar tijd heeft de politie 205 smokkelaars van afval gearresteerd .
- student
- De volgende dag arresteerde de politie vijf studenten .
- terrorist
- Intussen zijn een paar terroristen gearresteerd , niet in Parijs maar in de Brusselse gemeente Molenbeek.
- vrouw
- De drie vrouwen werden gearresteerd op verdenking van diefstal en bendevorming.
iemand houdt iemand aan en neemt diegene in hechtenis- Hij werd gearresteerd en bracht de nacht door in de cel .
- (meer voorbeelden)
meestal in het passief
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe