winst

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

De winst in de finale betekende voor Real de 22e zege op rij in alle competities.

De winst bedroeg in 2014 ruim 55 miljoen euro.

Winst wordt er nog niet gemaakt, zegt hij.

De industrie strijkt de winsten op.

Een deel van de winst gaat naar een goed doel.

Bij bedrijven die veel winst maken, kan de FNV meer vragen.

Hij dankt de winst van zijn partij aan de ontevredenheid.

Maar tel uit je winst.

Vooral bij het huishoudelijk restafval is nog veel winst te halen.

Dat moet worden gefinancierd uit illegale winsten waarop beslag wordt gelegd.

Dit jaar maakt het bedrijf een winst van 16 miljoen.

Het leverde de VVD prompt vier zetels winst op.

Dat zou een winst van 2 zetels zijn.

Hoe kan het dat de winst van Trump voor zoveel mensen een verrassing blijkt?

Beleggers startten de week met stevige winsten, vooral in Europa.

Hij houdt er dus zelf een mooie winst aan over.

In mei van dit jaar daalde de winst met tien procent.

De winst bedroeg in 2014 ruim 55 miljoen euro.

De winst halveerde tot 148 miljoen.

Vorig kwartaal namen de winsten met een kwart toe.

Er hoeft maar iets tegen te zitten of de winst verdampt.

De winst veiligstellen was lang het devies.

Er is uitgerekend dat zij gemiddeld 10 tot 20 procent winst maken.

In de Verenigde Staten boekten de beurzen lichte winst.

Waar zit dan de winst voor de stad?

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben winst als subject?

afnemen

bedragen

betekenen

dalen

gaan

groeien

halveren

kelderen

onder druk staan

oplopen

(13 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben winst als object?

afromen

behalen

belasten

bezorgen

boeken

delen

draaien

drukken

genereren

halen

(18 meer)

determinator

substantief

beetje

euro

miljoen

plaats

procent

seconde

zetel

pronomen of numerale

alle

geen

meer

minder

veel

weinig

bepaling voor "winst"

adjectief, participium of numerale

behaald

belastbaar

bescheiden

economisch

electoraal

enorm

eventueel

extra

financieel

fiscaal

(17 meer)

bepaling na "winst"

prepositiegroep of conjunctiegroep

bij:

verkiezing

verkoop

in:

finale

ronde

set

op:

WK

aandeel

investering

kilometer

meter

obligatie

omzet

verkoop

vermogen

over:

boekjaar

exploitatie

halfjaar

helft

jaar

kwartaal

maand

omzet

tegen:

Charleroi

Duitsland

Fransman

reekshoofd

thuisspeler

uit:

activiteit

bedrijfsuitoefening

drugshandel

exploitatie

nevenactiviteit

onderneming

prijsafspraak

productie

verkoop

vermogen

van:

bank

bedrijf

concern

euro

jaar

miljoen

onderneming

partij

procent

zetel

voor:

Bel20

aandeel

bank

bedrijf

bedrijfsleven

belasting

jaar

milieu

partij

bijzin ingeleid door

waarop

"winst" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

aan

als

bij

met

na

naar

over

zonder

"winst" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

de helft van de winst

een deel van de winst

in de winst [delen, meedelen]

kans op winst

met winst eindigen

met winst verkopen

op winst spelen

op winst staan

streven naar winst

[vol, voluit] voor (de) winst gaan

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met winst?

groei

omzet

verlies

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.