tennissen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ik heb ook getennist, maar ook dat was geen succes.

Ik kan nog altijd tennissen, dat bewijs ik op training.

Ik stop pas als ik niet meer kan tennissen.

Ik moet wel zeggen dat hij extreem goed tenniste.

Daarvoor moest hij eerst een potje tennissen tegen zijn vader.

Hij wilde niet meer tennissen, vertelt hij.

Zij gaat tennissen met een vriendin, hij squashen met vrienden.

Hij voetbalde, hij tenniste en deed aan zwemmen.

Hij is tevens haar fysiotherapeut en tenniste op hoog niveau.

Tennissen op gras is een vak apart.

Als gevolg van regen werd er gisteren niet getennist op Wimbledon.

Dan was het zomer, ging hij lekker tennissen en was ik in huis bezig.

Hij gaat ineens uitstekend tennissen, zij verliest wat van haar agressie op de baan.

Je kan niet gaan tennissen zonder racket.

Hij was zestien en ging van vier naar vijf vwo toen hij professioneel ging tennissen.

Dan ga ik even tennissen of hardlopen en kruip ik thuis weer achter m' n computer.

Waarom hij dan niet stopt als hij toch niet graag tennist, zo werd hem ooit gevraagd.

Soms tennis ik vier keer per week, soms twee weken niet.

Ze zal nooit meer op niveau kunnen tennissen.

Ik heb vorig jaar de finale gehaald door heel goed te tennissen.

Ik hoop in de toekomst nog een lekker partijtje te kunnen tennissen.

Voordien heb ik veel gelopen, gevoetbald en getennist.

Ik heb geprobeerd agressief te tennissen, maar het was niet mijn beste wedstrijd.

Die mannen kunnen wel tennissen, hé!

Soms tennist hij een potje.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

kind

man

vrouw

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

substantief

een beetje

een partijtje

een potje

een stukje

adverbium

goed

lekker

uitstekend

vaak

prepositiegroep

op:

baan

gras

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met tennissen?

golfen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.