agenda

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

De afspraak stond verkeerd in zijn agenda.

Deze lunch is een van de laatste afspraken in haar agenda.

De agenda's lagen al op tafel voor een vervolgafspraak.

Hij pakt zijn agenda.

Er speelt een verborgen agenda.

Ze moeten er hun agenda op afstemmen.

De strijd tegen het racisme staat weer hoog op de agenda.

De twee regeringen werkten hun agenda af.

Het is vaak zo'n gedoe, je agenda beheren.

Ze hield geen agenda bij, ze lette nergens op.

Mijn agenda loopt zó vol.

Ook wie gepensioneerd is, heeft tegenwoordig een drukke agenda.

Alle recente voorstellen dienen vooral de eigen politieke agenda.

Hij roept de Faculteitsraad en het Bureau van de faculteit bijeen, stelt de agenda vast en zit de vergadering voor.

Alle personages lijken er een geheime agenda op na te houden.

Bijna drie op de vier gebruikt nog steeds een papieren agenda.

Sinds een jaar hebben we een digitale agenda.

Jullie hebben weer een drukke agenda deze zomer?

Als we dan onze agenda's naast elkaar leggen, hebben we misschien vier maanden later weer een gaatje om elkaar te zien.

Voor familiegesprekken hoeven geen agenda's te worden getrokken, de familie is altijd beschikbaar.

Zo druk je de officiële werkloosheid en voer je de neoliberale agenda uit.

Als gemeente zetten we de verkeersveiligheid uiteraard bovenaan op de agenda.

Hij heeft personeel geworven dat past bij zijn conservatieve agenda.

Gisteren zaten ook de vakbonden en directie van de vier toeleveranciers afzonderlijk samen om een agenda vast te leggen voor hun sociaal overleg dat volgende week start.

Een lege agenda, is dat niet griezelig na twintig drukke jaren?

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben agenda als subject?

bepalen

bestaan uit

bevatten

blijven

liggen

spelen

staan

toelaten

vollopen

vol staan

(2 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben agenda als object?

aanpassen

afstemmen

afwerken

beheersen

beheren

bepalen

beïnvloeden

bijhouden

dienen

domineren

(32 meer)

bepaling voor "agenda"

adjectief, participium of numerale

Europees

Nederlands

ambitieus

ander

bestuurlijk

binnenlands

breed

buitenlands

communautair

conservatief

(50 meer)

bepaling na "agenda"

prepositiegroep of conjunctiegroep

met:

deadline

punt

van:

Kamer

aandeelhoudersvergadering

commissie

gemeenteraad

minister

ministerraad

overleg

parlement

president

raad

(4 meer)
voor:

aandeelhoudersvergadering

dag

jaar

maand

week

bijzin ingeleid door

waarin

"agenda" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

bovenaan op de agenda

hoog op de agenda

in de agenda zetten

op de agenda komen

op de agenda krijgen

op de agenda plaatsen

op de agenda staan

op de agenda zetten

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met agenda?

kalender

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

[dubbele, geheime, verborgen] agenda

[een, zijn] eigen agenda [hebben, ...]

hoog op de agenda staan

hoog op de agenda [zetten, plaatsen]

rollende agenda

zijn agenda schoonvegen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.