branden (met vuur bewerken of aansteken)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Heel wat mensen komen er een kaars branden.

Een smeulende kabel heeft wellicht een gat in de buis gebrand.

Hij brandt zijn koffie in een branderij in Boekhoute.

In kalkovens werden schelpen tot kalk gebrand.

De gruwel staat nog altijd op mijn netvlies gebrand.

Het vuur brandde enkele gaten in het dak van de loods.

Nu branden ze een cd en kopiëren het hoesje.

We hebben een beetje gas nodig om de bonen te branden.

Ook bij huwelijken wordt geen wierook gebrand.

Het beeld wordt op het papier gebrand met toner.

Een Saint om een kaarsje voor te branden.

Hij brandt de kwikresten van het goud.

Bonen mogen niet langer dan twee maanden geleden gebrand zijn.

De blik in haar ogen brandde gaten in het krantenpapier.

Daarnaast brandt het bedrijf ook zelf pinda's en verkoopt het ook thee.

Dat heb ik gisteravond gebrand in een pentagram van kaarsen.

Het land brandt in zijn eentje evenveel kolen als de rest van de wereld samen.

In een goede machine brand je groene bonen preciezer gaar.

Er worden minder cd's verkocht en mensen gaan cd's branden.

Er zijn slechts een paar kleine gaten in het dak gebrand.

Negen dagen heb ik een kaars gebrand.

Ten slotte wordt de koffie op de gebruikelijke wijze gebrand, gemalen en verpakt.

Maar voor de koffie naar de klant gaat, moeten de koffiebonen eerst worden gebrand.

Wij branden alleen wierook van fairtrade.

Ga liever een kaars branden voor Sint-Precarius.

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

boon

cd

gat

kaars

koffie

koffieboon

wierook

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

prepositiegroep

op:

netvlies

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij branden?

gaan

komen

kunnen

mogen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.