glijden

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Het zand glijdt langzaam naar beneden.

Ik ben naar binnen gegleden en heb de deur dicht gedaan.

Zo snel als de Jakobshavngletsjer tegenwoordig glijdt, heeft geen andere gletsjer ooit gegleden, schrijven de glaciologen in het blad The Cryosphere.

De auto ging over de kop en gleed van de kaaimuren het water in.

Schaamteloos laat hij zijn ogen over mijn lichaam glijden.

Bij het inschenken van wijn gebeurt het bijna altijd dat er druppels langs de fles glijden.

Justin glom en liet zijn mobieltje in zijn zak glijden.

Het is alsof je in een roeiboot zit die door het water glijdt.

Lukt dat niet, dan glijdt het land terug in armoede en anarchie.

De borstels van de loipe zijn ingesmeerd met zeep, zodat de ski's extra goed glijden.

Hij gleed geluidloos door het water.

De oude pastoor trekt een leren schort aan en laat zijn vingers liefdevol over het hout glijden.

Eén keer gleed een tomaat in tweeën langs het mes.

Haar ogen glijden langs de stofvlokken op de grond.

Aangenaam rustig, meelevend en met plezier glijdt hij door de show heen.

Pas als ik die op het scherm voorbij laat glijden, zie ik de nuanceverschillen.

De eerste achtervolger zag het besmeurde oranje shirt liggen, remde en gleed langs.

Toen ging het licht aan: een warme gloed gleed als een deken over de daken.

Een glimlach glijdt over mijn gezicht.

Met zijn voet schopt hij tegen een staldeur en zijn blik glijdt over het terrein van de stallen.

Hoe een voetbalgek land naar de afgrond glijdt.

Een bonk sneeuw blijft even op mijn raampje kleven om in losse delen langzaam naar beneden te glijden.

Heel langzaam glijden er ook projecties als verschuivend daglicht over de vloer.

Even later gleed ze tijdens de ereronde samen met Kramer in een arrenslee over het ijs.

Na zeven weken zoeken laat haar wanhopige vriend Pirre zich eveneens in de put glijden.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

bal

blik

camera

gletsjer

glimlach

hand

kind

land

muziek

oog

(2 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

gemakkelijk

geruisloos

goed

langzaam

traag

voorzichtig

prepositiegroep

door:

vingers

water

in:

elkaar

olie

pan

water

langs:

snaar

touw

naar:

beneden

binnen

buiten

over:

elkaar (heen)

finish

gezicht

ijs

lichaam

snaar

wang

uit:

bed

van:

glijbaan

helling

schouder

stoel

met postpositie

in:

...

vergelijking met (zo)als

als:

...

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij glijden?

beginnen

doen

gaan

kunnen

laten

zien

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.