zaal

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Één na één nemen ze plaats vooraan in de zaal.

In een zaaltje zaten we in een kring bij elkaar.

Waarschijnlijk heeft hij de zaal voor volgend jaar al gereserveerd.

Je ziet ze sneller op tv dan in de zalen.

Er is een doorgang tussen het station en de zaal.

Maar het werkte en de zaal werd gek.

Rond de centrale foyer zijn er verschillende zalen.

Het zou dringen worden voor een zitje in de zaal.

Rond 22 uur gaf de politie de zaal opnieuw vrij.

Wie zijn die indringers daar in de zaal?

Ook voor de naschoolse opvang hebben we de zaal nodig.

Op de eerste verdieping zijn nu al enkele zalen gesloten.

De zaal lijkt op het ruim van een immens schip.

De prent komt in september in de zalen.

Kies uw plekje in de zaal goed uit.

Daar is plaats voor een kleinere zaal van tweehonderd toeschouwers.

De sfeer in de zaal bepaalt de schijnbaar onbevangen momenten.

Heel even was er paniek in de zaal.

In de aanpalende zalen toont hij kleiner werk.

Deel twee komt volgende week in de zalen.

De vraag is of de zaal die gelijkenis ook opmerkt.

Het podium liep door tot in de zaal.

De toeschouwers in de zaal moeten met de ogen knipperen.

Docenten staan daar voor zalen met enkele studenten.

Een zaal minder zou het festival een stuk intiemer maken.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben zaal als subject?

aan iemands lippen hangen

applaudisseren

dubbel liggen

joelen

juichen

klappen

krijgen

lachen

leeglopen

leegstromen

(23 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben zaal als object?

afhuren

bespelen

betreden

bouwen

gebruiken

halen

huren

in beweging brengen

inkijken

inlopen

(25 meer)

bepaling voor "zaal"

adjectief, participium of numerale

aanpalend

afgeladen

apart

benauwd

bomvol

centraal

donker

geschikt

gesloten

gevuld

(26 meer)

bepaling na "zaal"

prepositiegroep of conjunctiegroep

van:

museum

stadhuis

tentoonstelling

bijzin ingeleid door

waar

waarin

"zaal" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

door

in

naar

uit

"zaal" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

achteraan in de zaal

de ingang van de zaal

de lichten in de zaal

de mensen in de zaal

de sfeer in de zaal

het publiek in de zaal

in de zaal zitten

vooraan in zaal

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

volle zalen [lokken, trekken]

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.