bezoek

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

We kunnen dan, met een bloemetje, op bezoek gaan.

Eerder deze week bracht hij al een bezoek aan de slachtoffers.

Stel dat je bezoek hebt en iemand vraagt een glas frisdrank.

Haar moeder zou bezoek gehad hebben van een vriendin.

Alleen, niet iedereen wílde op bezoek komen.

Ik herinner mij nog mijn eerste bezoek aan Tate Modern.

Het bezoek betekent veel voor Parks.

Men krijgt steeds minder bezoek.

Het bezoek aan de mijn begon met een film over het ontstaan van steenkool en de winning ervan miljoenen jaren later.

Vroeger was die kamer gereserveerd voor hoog bezoek.

Na het nuttigen van een lunch in de bedrijfskantine zat ons bezoek erop.

Hij blies het bezoek echter op het laatste moment af.

Het geleide bezoek op 9 oktober is gratis.

Kohl breekt zijn bezoek aan Polen af.

Bij 80 bedrijven werd een bezoek afgelegd.

May sprak van „ een historisch bezoek".

Onverwacht bezoek is altijd welkom, maar nu ben ik net buiten de deur.

Sommige cliënten leven helemaal op van het wekelijkse bezoekje van de stagiair.

Voor vrijdag en zaterdag staat een bezoek van koning Willem-Alexander gepland.

Het is zoals wanneer je bezoek krijgt thuis.

Ze mogen niet werken, niet wandelen of bezoek ontvangen.

Voldaan gingen we naar huis, en plannen ons volgende bezoek.

Onze expositie bleek veel bezoek te trekken.

Die mogen dan ook binnenkort bezoek van de politie verwachten.

Het was het eerste buitenlandse bezoek van Macron als president.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben bezoek als subject?

beginnen

betekenen

deel uitmaken van

doorgaan

duren

erin zitten

erop zitten

gepland staan

gevoelig liggen

komen

(15 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben bezoek als object?

aangrijpen

aankondigen

aanvragen

afblazen

afbreken

afleggen

afsluiten

afzeggen

annuleren

beperken

(19 meer)

determinator

pronomen of numerale

alle

de meeste

dergelijk

elk

enige

enkele

geen

ieder

meer

meerdere

(2 meer)

bepaling voor "bezoek"

adjectief, participium of numerale

Amerikaans

Europees

Nederlands

begeleid

bijzonder

buitenlands

dagelijks

driedaags

eendaags

eerder

(44 meer)

bepaling na "bezoek"

prepositiegroep of conjunctiegroep

aan:

Brussel

Nederland

arts

dokter

hoofdstad

huis

huisarts

kapper

land

museum

(7 meer)
van:

delegatie

deurwaarder

familie

inspecteur

inspectie

klant

koning

mens

minister

paus

(4 meer)

"bezoek" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

blij met een bezoek

op bezoek bij ...

op bezoek gaan

op bezoek in ...

op bezoek komen

op bezoek krijgen

thuis op bezoek komen

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

hoog bezoek

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.