verklaren (uitleggen)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Kunt u die verschillen verklaren?

Waarom dat zo is, kan ik niet goed verklaren.

Hoe kunnen we sociale verschijnselen verklaren?

Kunnen wij dat soort gedrag biologisch verklaren?

Genetische factoren verklaarden tussen de 40 % en 80 % van de interindividuele variatie.

De stijging is te verklaren door de toename van asielaanvragen.

Hoe valt dit blijvende succes te verklaren?

Hoe valt die trend te verklaren?

Het tijdstip is niet toevallig en verklaart veel.

Dat korte woord verklaarde zichzelf.

Verklaar je nader.

De vondst verklaart waarom er überhaupt lichtreceptoren zitten in de wortels van planten.

Blijft nog te verklaren waarom de beurzen zich weer solidair toonden met de olieprijs.

Groenewegen zelf kon eenvoudig verklaren waarom niet hij maar de Duitse sprinter de rit won.

De president verklaarde echter niet waarom er dan tot dusver geen openbaarheid is geweest over deze transacties.

De Senaatscommissie die over media gaat had de vijf belangrijke commissarissen (die ook over telefonie gaan) uitgenodigd zich nader te verklaren.

Een en ander verklaart meteen ook waarom vliegen zo ijverig hun vleugels poetsen.

De gemeenten verklaren de lage opkomst uit het slechte weer.

De onderzoekers verklaren de stijgende cijfers onder andere door de verhoogde levensverwachting.

De casino' s kunnen het dalend aantal bezoekers verklaren.

Zo verklaart hij de wereld van nu.

Zo kun je post hoc natuurlijk alles verklaren.

Geldgebrek verklaart deels de nalatigheid van de erfgoedinstellingen.

Ze is hoogzwanger - dat kan haar grotere emotionaliteit gedeeltelijk verklaren.

In alle huishoudens is deze ontwikkeling te verklaren uit de afname in het huishoudelijk werk.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

een en ander

factor

feit

gemeente

onderzoeker

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

aantal

gedrag

stijging

succes

trend

verschijnsel

verschil

wereld

pronomen

alles

dit

het

iets

veel

zich

indirect object

Aan wie of wat, of voor wie of wat (...) men of wordt (...)?

pronomen

mij

ons

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

deels

gedeeltelijk

goed

grotendeels

makkelijk

moeilijk

nader

volledig

prepositiegroep

aan de hand van:

...

uit:

...

door middel van:

...

bijzin ingeleid door

waarom:

...

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij verklaren?

kunnen

vallen

zijn

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.