De bank boekte een winst van 1,4 miljard euro.
Ook had de man een ticket richting Londen geboekt.
Het bedrijf boekte een omzet van 53,78 miljard euro.
In de Verenigde Staten boekten de beurzen lichte winst.
Via Airbnb boekt u gemakkelijk een appartement.
Ik ging erheen omdat ik er een artiest had geboekt.
Het ticket kostte maar 250 euro, het hotel moeten we nog boeken.
Het Franse levensmiddelenconcern boekte in het derde kwartaal meer omzet.
De N-VA-voorzitter staat niet geboekt als een flapuit.
Niet omdat er rechtstreeks gevaar was, maar die duels stonden geboekt als een risicomatch.
Wie nog een overnachting wil boeken, moet snel zijn.
Door het gewoon in te lassen, boek je meer progressie.
Niet evident voor wie al een reis geboekt had.
Wij gaan proberen om een resultaat te boeken.
Na een zeer moeizaam begin boekte Van Gaal groot succes.
Mensen boeken een tafel, maar komen niet opdagen ', zegt Ross.
Mensen die een vakantie boeken, willen weten wat het weer wordt.
Het vliegticket is wel al geboekt.
Wat moet ik doen als ik een vlucht geboekt heb?
Organisaties en theaters kunnen de voorstellingen van Circus Rotjeknor boeken.
Er is gestaag vooruitgang geboekt, valt te horen in beide kampen.
Op dat vlak valt nog veel winst te boeken.
Als ik niet zo vroeg had geboekt, zou ik niet gegaan zijn.
Maar de zaal was nu eenmaal lang op voorhand geboekt en Villa Politica had de zendtijd gereserveerd.
Bernstein boekte als twintiger al succes met zijn Eerste symfonie.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
bank
bedrijf
beurs
club
concern
groep
overheid
verzekeraar
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
appartement
artiest
hotel
hotelkamer
inkomsten
kamer
miljard
miljoen
nettoverlies
nettowinst
(24 meer)bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
(lang) op voorhand
(lang) van tevoren
direct
online
rechtstreeks
snel
vooraf
vroeg
predicatieve aanvulling
prepositiegroep of conjunctiegroep
als
in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
geboekt staan als
- subject
- object
- verbum finitum
- predicatieve aanvulling
- verbale aanvulling
- 1iemand boekt iets
- bank
- De bank boekte een winst van 1,4 miljard euro.
- bedrijf
- Het bedrijf boekte een omzet van 53,78 miljard euro.
- beurs
- In de Verenigde Staten boekten de beurzen lichte winst.
- club
- De club boekt een winst van 6,5 miljoen euro, tegenover een verlies vorig jaar van 6,3 miljoen euro.
- concern
- Het concern boekte 6,5 miljard euro winst.
- groep
- In de twaalf maanden tot september 2012 boekte de groep een omzet van 875 miljoen dollar.
- overheid
- In februari boekte de overheid 1,5 miljard euro minder inkomsten dan begroot, in januari was er een tekort van 1 miljard.
- verzekeraar
- Verzekeraar AXA heeft het voorbije jaar minder winst geboekt in België.
- inkomst
- Er zijn voor 400.000 euro meer inkomsten geboekt en er is 200.000 euro minder uitgegeven.
- miljard
- Het bedrijf haalde een nettowinst van 7,5 miljard dollar, terwijl een jaar eerder nog 8,2 miljard dollar werd geboekt .
- miljoen
- Waarom werd er 1 miljoen geboekt onder een valse omschrijving?
- nettoverlies
- Van de driehonderd rijksten zijn er maar zeventig die een nettoverlies boekten in de voorbije twaalf maanden.
- nettowinst
- De chemiegroep boekte een nettowinst van 27,7 miljoen euro.
- omzet
- Het Franse levensmiddelenconcern boekte in het derde kwartaal meer omzet .
- overschot
- Brussel eist dat Athene een jaarlijks overschot op zijn begroting boekt van 3,5 procent.
- recordomzet
- Vooral dankzij de verkoop van hedendaagse en moderne werken werd een recordomzet geboekt .
- recordwinst
- Vorig seizoen werd een recordwinst van bijna 14 miljoen euro geboekt .
- rendement
- De jongste tien jaar boekten de Belgische pensioenfondsen een rendement van gemiddeld 4,9 procent.
- winst
- Toen werd er nog een winst van 974 miljoen euro geboekt .
iemand schrijft iets in de boekhouding- Het bedrijf boekte een omzet van 53,78 miljard euro .
- (meer voorbeelden)
- 2iemand of iets boekt iets
- overwinning
- KV Mechelen kon thuis alweer geen overwinning boeken .
- progressie
- Door het gewoon in te lassen, boek je meer progressie .
- resultaat
- Wij gaan proberen om een resultaat te boeken .
- succes
- Na een zeer moeizaam begin boekte Van Gaal groot succes .
- voortgang
- Griekenland heeft op een aantal terreinen onvoldoende voortgang geboekt .
- vooruitgang
- Er is gestaag vooruitgang geboekt , valt te horen in beide kampen.
- vordering
- Inmiddels zijn er op twee terreinen duidelijke vorderingen geboekt .
- winst
- Op dat vlak valt nog veel winst te boeken .
- zege
- Chelsea heeft een ruime zege geboekt tegen Cardiff.
iemand of iets behaalt iets- De jongste jaren heb ik veel vooruitgang geboekt .
- (meer voorbeelden)
- 3iemand boekt iets of iemand
- appartement
- Via Airbnb boekt u gemakkelijk een appartement .
- artiest
- Ik ging erheen omdat ik er een artiest had geboekt .
- hotel
- Het ticket kostte maar 250 euro, het hotel moeten we nog boeken .
- hotelkamer
- En hij had zijn hotelkamer in het Novotel al geboekt .
- kamer
- De meeste sterren laten een kamer boeken door hun agentschap.
- overnachting
- Wie nog een overnachting wil boeken , moet snel zijn.
- reis
- Niet evident voor wie al een reis geboekt had.
- tafel
- Mensen boeken een tafel , maar komen niet opdagen ', zegt Ross.
- ticket
- Ook had de man een ticket richting Londen geboekt .
- trip
- Valt die vakantie super mee en boekt u in de winter nog zo'n trip , dan wordt die kans plots 90 procent.
- vakantie
- Mensen die een vakantie boeken , willen weten wat het weer wordt.
- verblijf
- Je boekt geen verblijf maar een ervaring, heet dat dan in marketingtermen.
- vliegticket
- Het vliegticket is wel al geboekt .
- vlucht
- Wat moet ik doen als ik een vlucht geboekt heb?
- voorstelling
- Organisaties en theaters kunnen de voorstellingen van Circus Rotjeknor boeken .
iemand reserveert iets of iemand- Hoe eerder je een ticket boekt, hoe goedkoper dat is.
- (meer voorbeelden)
- 4 uitdrukkingiemand of iets staat geboekt als iemand of ietsiemand of iets staat bekend als iemand of iets
- De N-VA-voorzitter staat niet geboekt als een flapuit.
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe