ergeren, zich

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ik heb me er echt aan geërgerd.

Hij vertelt over dingen waar hij zich aan ergert.

Ik heb me kapot geërgerd aan de discussie.

Ze ergeren zich aan de kinderlijke bejegening door het personeel.

Ik ergerde me op mijn beurt aan zijn zure onverschilligheid.

Hij kon zich wezenloos ergeren aan overbodigheid en onduidelijkheid.

Hij ergerde zich al langer aan het vermeende gebrek aan historische kennis onder jongeren.

De meeste onderzoekers ergeren zich groen en geel aan spooktijdschriften.

Tot je op een huwelijksfeest komt en je blauw ergert aan de schijnheiligheid.

Hij kon zich mateloos ergeren aan het dagelijkse geploeter.

Deze week: taal waar mensen zich het meest aan ergeren.

Ook ergert hij zich aan de opmars van entertainment.

Hij ergerde zich aan haar man, die weinig om haar gaf.

De trainer had zich geërgerd aan het slappe spel van zijn ploeg.

Die mensen ergeren zich vooral aan mijn verhaal, aan mijn ideeën.

De rollen zijn nu omgedraaid; wij ergeren ons aan hem.

De rest van de Kamer ergert zich aan het getreuzel.

Ik kan me ontzettend ergeren aan verkeerde verwijzingen of spelfouten.

Zo blijkt dat Amsterdammers en toeristen op de fiets zich aan elkaar ergeren.

Mensen ergeren zich nu eenmaal aan de verkeerde kleur stropdas.

Ouderen ergeren zich dus meer aan fout taalgebruik dan jongeren.

Sommige psychologen ergeren zich ook vreselijk aan hun vakgenoten.

Hij ergerde zich aan de arrogantie van zijn landgenoten.

Aan het blijvende verzet tegen ggo' s kan hij zich mateloos ergeren.

Ik begrijp dat sommige mensen zich ergeren aan het gedrag van enkelingen.

subject

Wie of wat (...) zich?

substantief

Kamer

burger

lezer

man

mens

minister

partij

politicus

president

schrijver

(1 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men zich?

adverbium

al langer

buitengewoon

echt

enorm

flink

geweldig

mateloos

ontzettend

snel

stevig

(4 meer)

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

aan:

gebrek

gebruik

gedrag

lawaai

manier

mens

optreden

politiek

taal

taalgebruik

(3 meer)

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

blauw

dood

groen en geel

kapot

rot

suf

wezenloos

wild

prepositiegroep of conjunctiegroep

te pletter

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij zich ergeren?

blijven

gaan

kunnen

lopen

staan

zitten

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.