werken (werk doen)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Ik heb gewerkt als ambtenaar en als werknemer.

De oven werkt op gas, maar de thermostaat is elektrisch.

Hij werkte hard om ons een goed leven te geven.

Een bedrijf zonder financiering, dat gaat niet werken.

Hij heeft moeite personeel te vinden dat fulltime wil werken.

Dergelijke sentimenten werken me op de zenuwen.

Politici werken tegenwoordig met hun speechschrijver hard aan hun belangrijke verhalen.

Ik heb me 46 jaar de pleuris gewerkt, terwijl jullie je zakken vullen.

De reden daarvoor is simpel: zulke maatregelen werken voor geen meter.

Van de vaders werkt ruim 10 procent in deeltijd.

De afgelopen maanden is hard gewerkt om alle landen op één lijn te krijgen.

Hij zal blijven werken tot hij erbij neervalt.

Achter de schermen wordt ondertussen hard gewerkt aan de officiële opening van het kantoor.

Nu werkt hij fulltime in de reinigingsdienst.

Ik werkte daar dan heel geconcentreerd aan: er stond wat op het spel.

Had je je niet uit de naad gewerkt om alles tijdig op orde te krijgen?

Wij werken ons rot door de toestroom van nieuwe leerlingen.

Die profileringsdrang werkt averechts op zijn collega's die het lokale politieke werk doen.

Je moet bereid zijn hard en regelmatig te werken.

Ze werkt parttime als winkelbediende in het ijsstadion.

Ze werken hard aan hun naamsbekendheid, onder andere via sportsponsoring van Europese topclubs.

De jongens die hier op de boot werken, gaan mee, dat zijn mijn vrienden.

Je kunt helder denken, bent creatief en houdt er van om samen met anderen te werken.

Er wordt zowel individueel als in teamverband aan opdrachten gewerkt.

Ze werken er hard aan, organiseren activiteiten voor lezers, schrijven veel over regionale taal en cultuur.

zo werkt [dat, het] niet

Maar zo werkt het niet, zegt hij.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

aanpak

arbeider

bedrijf

kunstenaar

lichaam

maatregel

man

medewerker

mens

moeder

(10 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

substantief

dag

dag en nacht

een beetje

jaar

maand

tijd

uur

week

weekend

adverbium

aanstekelijk

averechts

bevrijdend

contraproductief

deeltijds

efficiënt

flexibel

fulltime

geconcentreerd

goed

(18 meer)

's avonds

's nachts

jarenlang

kort

lang

overdag

thuis

meer

minder

veel

wat

weinig

prepositiegroep

aan:

universiteit

bij:

afdeling

bank

bedrijf

bureau

commissie

dienst

gemeente

instituut

kantoor

krant

(9 meer)
in:

bedrijf

bouw

buitenland

buurt

fabriek

groep

haven

horeca

keuken

landbouw

(6 meer)
op:

afdeling

ambassade

boerderij

kabinet

kantoor

land

locatie

in:

deeltijd

loondienst

teamverband

op:

afstand

niveau

volgens:

concept

credo

methode

model

norm

principe

regel

richtlijn

stramien

systeem

(2 meer)
op:

zondag

met:

budget

computer

geld

groep

kind

man en macht

materiaal

mens

middel

product

(2 meer)
onder:

arbeidsvoorwaarde

begeleiding

druk

gezag

leiding

minimumloon

naam

niveau

omstandigheid

toezicht

(1 meer)
voor:

baas

bedrijf

dienst

geen meter

geld

gemeente

kost

krant

loon

mens

(4 meer)

in het zwart

naar behoren

naar tevredenheid

tot je erbij neervalt

vergelijking met (zo)als

als:

boemerang

ezel

filter

galeislaaf

lap

magneet

olievlek

paard

rem

soort

(2 meer)

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

aan:

boek

film

herstel

hervorming

imago

ontwikkeling

oplossing

plan

probleem

project

(9 meer)
op:

batterij

elektriciteit

gas

gemoed

lachspier

zenuw

zonne-energie

tegen:

depressie

klok

verkoudheid

vorm

ziekte

predicatieve aanvulling

prepositiegroep of conjunctiegroep

als:

adviseur

advocaat

arts

bediende

consultant

directeur

docent

freelancer

ingenieur

journalist

(10 meer)

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij werken?

blijven

gaan

komen

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met werken?

denken

leren

leven

recreëren

reizen

slapen

sparen

studeren

wonen

bijzin ingeleid door

om te

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

iets gaat niet werken

zich [de pestpokken, het schompes] werken

zich de pleuris werken

zich [dood, kapot, krom, rot] werken

zich [een slag, drie slagen, vijf slagen] in de rondte werken

zich in het zweet werken

zich over de kop werken

zich te pletter werken

zich uit de naad werken

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.