aflezen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Hij had aan mijn gezicht afgelezen dat ik schuldig was.

Alleen: het lijkt wel of ze het aflezen van een papiertje.

Zij lezen de tijd af op hun smartphone.

De opluchting was van zijn gezicht af te lezen.

Alleen daaraan kan ik al bijna blindelings aflezen welke gast in welke kamer logeert.

Voor de meeste gezinnen komt dat neer op een keer per jaar de stand van de elektriciteitsmeter aflezen.

Dat de docenten van een autocue aflezen, voel je wel, maar storen doet het niet.

De leeftijd van een dolfijn is af te lezen aan de doorsnede van een tand.

Van zijn gezicht viel geen enkele emotie af te lezen.

De onderzoekers slaagden erin om DNA te verzamelen en af te lezen van veertien prehistorische paarden.

Dat laat zich aflezen aan de nieuwe, uitgebreide menukaart.

Op het elektro-encefalogram lazen de onderzoekers af hoe lang dat duurde, en welke hersendelen daarbij in actie kwamen.

Met een app kan je die informatie aflezen.

Daardoor ligt het uurwerk anatomisch op de pols en kun je de tijd sneller aflezen.

Kwaliteit kan niet geheel van objectieve kenmerken afgelezen worden.

Ze moeten woordelijk hun les aflezen van een tablet met een 'script' erop.

De schrik is van het gezicht van de vader af te lezen.

Aan beide gerechten is goed af te lezen hoe de keuken is.

Hij laat het piepschuim op het grasoppervlak rusten en leest de meter af.

Dat is duidelijk aan de veilingresultaten af te lezen.

Een computer leest de gegevens op de pakken af en ziet toe dat de juiste pak in het juiste ruimteschip belandt.

Aan de auto van een Amerikaan valt van alles af te lezen.

Dat lezen we ook af uit het feit dat Bosch veel navolgers kende.

De profs lezen het vermogen continu af van een display op het stuur.

Je kunt emoties aflezen aan de manier waarop iemand de toetsen bespeelt.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

onderzoeker

vorsers

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

DNA

code

emotie

gegeven

gen

genoom

geschiedenis

informatie

instrument

kwaliteit

(9 meer)

pronomen

alles

veel

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

correct

direct

duidelijk

eenvoudig

goed

makkelijk

meteen

moeilijk

precies

snel

prepositiegroep

van:

autocue

display

gezicht

papier

aan:

...

in:

...

op:

...

uit:

...

bijzin ingeleid door

hoe

hoeveel

wanneer

wat

welke

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij aflezen?

kunnen

laten

staan

vallen

zijn

bijzin ingeleid door

dat

of

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.