doorsnijden (in tweeën snijden)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
Opmerking: klemtoon op de 1ste lettergreep

Snij de abrikozen door en haal de pit eruit.

Nog dezelfde dag sneed hij zijn polsen door.

De financiële banden met de overheid zijn doorgesneden.

Een barbaar had haar de keel doorgesneden.

De elektrische bedrading is doorgesneden.

Ze sneden de touwen door waarmee hun boot was vastgebonden aan het schip van de kustwacht.

Snijd de ananasstukken in de lengte door en snijd ze dan in dunne plakken.

In één beweging worden de halsslagader en luchtpijp doorgesneden.

De meeste Nederlanders zouden het prima vinden als de banden werden doorgesneden.

Onbekenden hebben vannacht kabels doorgesneden van de reportagewagen van Omroep Gelderland.

Te hard om door te snijden en al zeker om door te bijten.

Het bestuur sneed dit weekend de verbindingsas tussen noord en zuid onherroepelijk door.

Het bijbehorende slangetje leek doorgeknipt of doorgesneden, niet kapot getrokken.

Snijd het karton aan de achterzijde door.

U reikt diep in de bodem, maakt deze los en snijdt de wortels van het onkruid door.

Volgens artsen is bij veel van de slachtoffers de keel doorgesneden.

Snij beide filets overlangs door en kruid ze met zwarte peper.

Waarom is die navelstreng niet eerder doorgesneden?

Alle lijnen waren doorgesneden.

Iedere verbinding met de buitenwereld leek moedwillig doorgesneden.

U kunt zo'n klep zelf maken door een lege rol in de lengterichting door te snijden en hem dan over de (volle) rol te bevestigen.

Snijd het vanillestokje in de lengte door en schraap het zaad eruit.

De band met de oorspronkelijke familie wordt volledig doorgesneden, alleen de huwelijksbeletselen blijven bestaan.

Iemand wordt gekarakteriseerd door de wijze waarop ze een venkelknol doorsnijdt.

Hij gooide zichzelf een paar keer van de trap en sneed een keer zijn polsen door.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

man

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

band

band

draad

hals

halsslagader

kabel

keel

navelstreng

pees

pols

(4 meer)

pronomen

hem

ze

indirect object

Aan wie of wat, of voor wie of wat (...) men of wordt (...)?

pronomen

haar

hem

iemand

zich

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

half

helemaal

overlangs

prepositiegroep

met:

mes

in:

lengte

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.