Gelukkig bleek er elke avond wel iemand van ons te zijn die de drank kon betalen.
Maar ik heb de boete toch maar betaald.
Het bedrijf moest een boete betalen van 600 miljoen dollar.
Ik wilde niet blijven zingen in restaurants waar veel mensen het eten niet kunnen betalen.
Mensen die leven van een uitkering, betalen het gelag.
Ze verwachten zeker drie keer meer belasting te moeten gaan betalen.
Ik moest de man 10.000 euro betalen.
De man moet in totaal 11.150 euro schadevergoeding betalen aan zijn slachtoffers.
Jaarlijks betalen ze een vast bedrag voor hun deelname.
Af en toe betaal ik grof geld voor een massage.
Wie zal dat betalen, wie heeft zo veel geld?
De consument moet daarom meer betalen voor het vlees dat biologisch wordt geproduceerd.
Dan moet men een marktconform loon betalen.
Doe eens retro, betaal met cash
Hij betaalde een hoge prijs voor dat besluit.
Ze hebben de gewoonte om alles cash te betalen.
Jaarlijks moeten werknemers en bedrijven zo'n 30 miljard euro premies betalen.
Je kan hier niet contactloos met je mobiel betalen!
Volgend jaar betalen de Nederlandse banken 1 miljard euro.
Voor wie de volle pot betaalt, kost een kaartje drie euro.
Een baan in de techniek betaalt helemaal niet slecht
B. had in Kroatië al moeite om een huis te betalen.
Zij komen ook vaker terecht in jobs die minder goed betalen.
Onze stad werkt volgens het principe dat de vervuiler betaalt.
Tegenwoordig betaal je de hoofdprijs voor dit uitzicht.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
subject
pronomen
wie
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
indirect object
Aan wie of wat, of voor wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
bank
man
mens
personeel
slachtoffer
staat
werknemer
indirect object
prepositiegroep
eigenaar
familie
fiscus
gemeente
overheid
slachtoffer
staat
stad
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
predicatieve aanvulling
adjectief of adverbium
duur
bijzin ingeleid door
(om) te
in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
iets betaalt iets niet
twee halen, één betalen
wie betaalt, bepaalt
zich [blauw, scheel] betalen (aan iets)
- subject
- object
- indirect object
- verbum finitum
- zich
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- voorzetselobject
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1iemand betaalt (aan) iemand iets of zoveel voor iets of om te + inf
- bank
- Volgend jaar betalen de Nederlandse banken 1 miljard euro.
- bedrijf
- Jaarlijks moeten werknemers en bedrijven zo’n 30 miljard euro premies betalen .
- consument
- De consument moet daarom meer betalen voor het vlees dat biologisch wordt geproduceerd.
- gemeente
- Gemeenten moeten die rekeningen sinds 2015 betalen .
- gezin
- Gezinnen moeten meer betalen voor de kinderopvang.
- klant
- In andere landen moeten sommige klanten al betalen om te sparen.
- mens
- Die mensen moeten dus ook meer betalen .
- ouder
- De ouders van Jason moeten 140.000 euro betalen .
- overheid
- Hij vindt ook dat regionale overheden meer moeten betalen .
- patiënt
- De patiënt moet niets betalen voor die gesprekken.
- stad
- De stad moet daarvoor niets betalen .
- werkgever
- Want de werkgever zal moeten betalen als hij buitenproportioneel veel oudere werknemers ontslaat.
- bank
- Vestia heeft de bank uiteindelijk zo’n 80 miljoen euro moeten betalen .
- eigenaar
- Ook moeten de mannen ruim 35.000 euro betalen aan de eigenaar van het garagepand.
- familie
- Het bedrijf moest 250.000 euro schadevergoeding betalen aan haar familie .
- fiscus
- De laatste vijf jaar, van 2007 tot 2011, werd zelfs helemaal niets betaald aan de fiscus .
- gemeente
- De Vries betaalde de schade aan de gemeente .
- man
- Ik moest de man 10.000 euro betalen .
- mens
- Waarom is het zo belangrijk om die mensen topsalarissen te betalen ?
- overheid
- Dat bedrijf betaalt 2,2 miljard dollar aan de Amerikaanse overheid .
- personeel
- Bedrijven die door de overheid worden ingehuurd, moeten hun personeel 10,10 dollar betalen .
- slachtoffer
- De man moet in totaal 11.150 euro schadevergoeding betalen aan zijn slachtoffers .
- Ook moet hij de slachtoffers 1.200 euro betalen .
- staat
- „ Iemand die de staat geen belasting betaalt , gaat naar de gevangenis.
- Hij moet 60.000 euro betalen aan de staat .
- stad
- Wie in Roeselare zijn hemelwater niet afkoppelt, zal jaarlijks 1.500 euro moeten betalen aan de stad .
- werknemer
- Werkgevers betalen werknemers een positieve som om te werken.
- bedrag
- Jaarlijks betalen ze een vast bedrag voor hun deelname.
- belasting
- Ze verwachten zeker drie keer meer belasting te moeten gaan betalen .
- bijdrage
- De gemeenten betalen een bijdrage van 0,50 euro per inwoner.
- boete
- Het bedrijf moest een boete betalen van 600 miljoen dollar.
- deel
- Een deel daarvan betaal je zelf, een deel betaalt je werkgever.
- dividend
- De bank betaalt een hoger dividend dan de kostprijs van de huidige lage marktrente, heet het.
- euro
- Voor elke dag vertraging moest 250 euro betaald worden.
- factuur
- Maar hoe de toekomstige factuur betaald moet worden, is nog onduidelijk.
- geld
- Af en toe betaal ik grof geld voor een massage.
- heffing
- Rond de dertig werkgevers moeten deze heffing jaarlijks betalen .
- helft
- De helft van het bedrag moest meteen worden betaald , het saldo volgde bij de levering.
- huur
- Terwijl al die jaren wel volop huur moest worden betaald .
- kosten
- Kosten van de buitenlandse bank zult u mogelijk wel moeten betalen .
- loon
- Dan moet men een marktconform loon betalen .
- losgeld
- Het losgeld moet in bitcoins betaald worden, de ontvanger blijft anoniem.
- miljard
- Griekenland heeft daarvoor bijna 11 miljard euro betaald .
- premie
- Voor dat pensioen betalen ze maandelijks zo'n 1.000 euro premie .
- prijs
- Die betalen enkel een prijs per uur en per kilometer.
- procent
- Bij een hogere winst betaal je 25 procent .
- rekening
- Gemeenten moeten die rekeningen sinds 2015 betalen .
- rente
- Maar daarop betalen ze een veel hogere rente .
- salaris
- Want de salarissen zijn al een tijd niet betaald .
- schadevergoeding
- Aan zijn dochter moet hij een schadevergoeding van vijfduizend euro betalen .
- schuld
- Argentinië moet de schulden aan een aantal Amerikaanse hedgefondsen betalen .
- smeergeld
- Als er smeergeld zou betaald zijn, kan dat een element in zijn voordeel lijken.
- som
- Welke som het trio moet betalen , wil het parket niet kwijt.
- tarief
- Wij betalen de huisarts een vast tarief per jaar.
- tol
- En je moet er niet eens tol betalen .
- vergoeding
- Voor de overname moet een billijke vergoeding worden betaald .
- voorschot
- De man ging akkoord en betaalde een voorschot van vierhonderd euro.
iemand geeft aan iemand een verschuldigd bedrag- Ik moest de man 10.000 euro betalen.
- (meer voorbeelden)
- 2iemand betaalt iets
- aankoop
- Ze betaalden hun aankopen soms met een schilderij .
- auto
- Toen ik als zelfstandige begon , kon ik een auto gewoon niet betalen .
- drank
- Gelukkig bleek er elke avond wel iemand van ons te zijn die de drank kon betalen .
- eten
- Ik wilde niet blijven zingen in restaurants waar veel mensen het eten niet kunnen betalen .
- huis
- B. had in Kroatië al moeite om een huis te betalen .
- operatie
- Ik ben PSV dankbaar dat ze mijn operaties hebben betaald .
- zorg
- Vier op de tien ouderen zeggen die zorg zeer moeilijk te kunnen betalen .
iemand bekostigt iets- B. had in Kroatië al moeite om een huis te betalen.
- (meer voorbeelden)
- 3iemand betaalt iemand voor iets of om te + inf
- personeel
- Dan moeten we personeel betalen , en dat is niet haalbaar .
- werknemer
- De werknemers worden alleen betaald voor de effectief gepresteerde uren .
iemand geeft iemand geld voor verricht werk- Banken betalen hun personeel over de gehele linie goed.
- (meer voorbeelden)
- 4iets betaalt zo
- baan
- Een baan in de techniek betaalt helemaal niet slecht
- job
- Zij komen ook vaker terecht in jobs die minder goed betalen .
- goed
- Zij komen ook vaker terecht in jobs die minder goed betalen .
- slecht
- Aanbiedingen voor jobs die slechter betalen , kunnen ze weigeren .
- uitstekend
- En het betaalde uitstekend .
iets levert zo'n salaris of vergoeding op- Een baan in de techniek betaalt helemaal niet slecht.
- (meer voorbeelden)
- 5iemand betaalt iets met ietsiemand krijgt of behoudt iets door iets anders op te offeren
- Om in een bubbel van welvaart en veiligheid te kunnen leven, betalen we met onze vrijheid.
- (meer voorbeelden)
- 6iemand betaalt iets met ietsiemand vergeldt iets met iets
- Zwakke resultaten worden steevast betaald met een afstraffing .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe