toetsen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Wij hebben daarvoor alles getoetst aan de kennis die voorhanden was.

Leerlingen worden hierbij vooraf getoetst op eigenschappen en vaardigheden.

De arbeidsvoorwaarden moeten worden getoetst aan die van het bedrijfsleven.

De wethouder toetst vervolgens of aan alle voorwaarden is voldaan.

De theorie wordt getoetst aan de praktijk met excursies en oefeningen.

In het recht worden unieke incidenten getoetst aan een universeel systeem.

Deze vernieuwingen moeten in de praktijk nog worden getoetst.

Je toetst theorie aan praktijk, leert problemen signaleren, analyseren en oplossen.

Hij zal de voorgestelde projecten van zijn collega's toetsen aan criteria voor ontwikkelingsrelevantie.

Tenslotte volgt een gesprek op het ministerie om die praktijk aan het beleid te toetsen.

Tijdens de bedrijfsstage kan de jonge marketingstudent de theoretische kennis toetsen aan de praktijk.

Ze zullen onder meer aan elkaar worden getoetst, op basis van toegepaste landschapsstijl.

Een historicus formuleert een hypothese en toetst die aan de feiten en de bronnen.

De kwaliteit van het werk dient continu te worden geïnspecteerd en getoetst aan het bouwbestek.

Vertrouwen dat alle staten wapens vooraf op reële wijze toetsen aan oorlogsrecht is ronduit naïef.

Zij worden getoetst op onder meer integriteit en deskundigheid.

Bijna alle fondsen hebben criteria geformuleerd waarop ze bedrijven toetsen.

Je wil je persoonlijke zoektocht toetsen aan ervaringen van anderen.

Kennis is een concept dat onderzocht, getoetst en bediscussieerd wordt.

Ik vind het leuk andermans ideeën te toetsen aan de mijne.

Met opdrachten vooraf en tijdens de dag toetst de opleiding dit.

Overigens moet zij daarvoor nog wel door een panel worden getoetst.

De aanvraag is getoetst aan het Europese standpunt over wapenexport.

Duizenden moderatoren toetsen wekelijks miljoenen berichten aan de richtlijnen.

Onze leerlingen worden regelmatig op hun leesvaardigheid getoetst.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

commissie

gemeente

hof

overheid

rechter

toezichthouder

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

beleid

hypothese

idee

informatie

kennis

kwaliteit

leerling

plan

resultaat

theorie

(4 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

achteraf

experimenteel

goed

inhoudelijk

jaarlijks

juridisch

kritisch

marginaal

periodiek

regelmatig

(6 meer)

prepositiegroep

aan de hand van:

...

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

aan:

criterium

eis

ervaring

grondwet

norm

oordeel

praktijk

realiteit

recht

regel

(4 meer)
op:

bruikbaarheid

criterium

geschiktheid

haalbaarheid

kennis

kwaliteit

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij toetsen?

kunnen

laten

moeten

willen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.