onderscheiden

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

We onderscheiden in feite drie hoofdkleuren: rood, blauw en geel.

In de uitvoering van dit project zijn twee componenten te onderscheiden.

Zij hebben tien groepen voornamen onderscheiden.

Het effect is dat van een waterval, of van een borduurwerk waarvan je de details niet meer kan onderscheiden.

Het strafrecht wordt onderscheiden in het materiële en het formele strafrecht.

De namaaktollen zijn moeilijk te onderscheiden van de echte merkproducten.

De beelden zijn nog nauwelijks van echt te onderscheiden.

Hij vindt dat voeding en medicijnen scherp van elkaar onderscheiden horen te worden.

Globaal zijn er nog drie andere benaderingen te onderscheiden.

Er zijn manieren om goede argumenten van slechte argumenten te onderscheiden.

Hij kon goed onderscheiden wanneer hij wat moest toepassen.

Deze [...] smartphone heeft een belangrijke eigenschap die hem onderscheidt van al die andere Android-telefoons; hij is waterdicht.

De spullen die worden aangeboden zijn niet van echt te onderscheiden.

Men kan stedelijke netwerken onderscheiden op internationaal, Vlaams en provinciaal niveau.

Wat niet helpt is dat ze nog moeilijk fictie kunnen onderscheiden van realiteit.

We onderscheiden verschillende soorten fouten.

De reacties waren zeer uiteenlopend, maar er vielen wel enkele patronen te onderscheiden.

Echter als blaren zijn doorgebroken dan zijn de laesies niet te onderscheiden van andere aandoeningen.

Zij zijn nauwelijks of niet in staat de structuur van een taal te vinden en de hoofdvan bijzaken te onderscheiden.

Er worden verschillende graden van gehoorverlies onderscheiden.

Vaak zien die er nog zo gaaf en goed uit dat ze moeilijk van recente schelpen te onderscheiden zijn.

Methodisch kunnen de statistische en de linguïstische aanpak worden onderscheiden.

De levensfasen van archieven zijn niet meer zo duidelijk onderscheiden.

Freud onderscheidde in de psychoseksuele ontwikkeling van kinderen vijf fasen.

Je moet goed dingen van elkaar kunnen onderscheiden, of in een rij getallen net de goede cijfers eruit kunnen pikken.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

auteur

kind

mens

onderzoeker

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

aspect

categorie

element

factor

fase

feit en fictie

functie

gezicht

groep

hoofd- en bijzaken

(10 meer)

pronomen

haar

hem

hen

het

me

mij

ons

ze

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

duidelijk

goed

koninklijk

moeilijk

niet

postuum

precies

scherp

prepositiegroep

voor:

inzet

verdienste

werk

in:

...

met:

...

naar:

...

tussen:

...

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

van:

ander

bijzaak

dier

elkaar

fictie

rest

voorganger

predicatieve aanvulling

prepositiegroep of conjunctiegroep

als:

...

bijzin ingeleid door

waar

wat

welk

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij onderscheiden?

blijken

blijven

kunnen

leren

moeten

proberen

vallen

weten

zijn

zullen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.