blijken

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Achteraf blijkt dan dat er geld van de rekening is verdwenen.

De burger eist meer inspraak, blijkt uit diverse onderzoeken.

Mijn vrees blijkt onterecht.

Uit de geschiedenis blijkt dat dit niet zo is.

Dan blijkt niet iedereen te zijn wie hij zegt te zijn.

Uit onderzoek blijkt dat honden hier niets aan vinden.

Een berekening die achteraf niet bleek te kloppen.

Wat velen dachten blijkt waar: scholen verschillen enorm in kwaliteit.

Pogingen om het alcoholmisbruik te verminderen, blijken niet succesvol.

Uit de Amerikaanse studie bleek nog dat de dosis moedermelk belangrijk is.

Hardlopers leven inderdaad langer, blijkt uit internationaal en gerenommeerd onderzoek.

Uit dezelfde gegevens blijkt wel dat de schuldenlast van de gemeente gestegen is.

Uit onderzoek blijkt daarnaast dat de werkgelegenheid bij exporterende bedrijven met 34.000 nieuwe banen groeit.

Echt verontrustend is het disfunctioneren van de Amerikaanse rechtsstaat, dat uit deze stukken blijkt.

Na het onderzoek van de panden bleek dat er vaak op meerdere domeinen een probleem was.

Uit cijfers en commentaren van woningmarktdeskundigen blijkt dat kopen steeds voordeliger wordt in vergelijking met huren.

Later blijkt dat er veel meer doden zijn.

Enkele minuten later bleek dat zijn vrouw moest bevallen.

Nadien bleek dat niet het geval te zijn.

Fusies tussen gemeenten leveren geen geld op, maar, zo blijkt uit onderzoek, samenwerking evenmin.

Uit de jongste eurobarometer-enquête blijkt dat nog maar 53 % van de Italianen achter de euro staat.

Wat bleek: 80 procent schatte dat te laag in.

Nu blijkt dat de zelfmoordterrorist de onbekende man was.

Een curieuze combinatie, waarvan nog moet blijken of dat gaat werken.

Beschaving blijkt uit hoe we omgaan met wie weerloos is.

nn

Zo blijkt maar weer (eens)

Malisse op niveau blijft bekoren, zo blijkt maar weer eens.

nn

Bij navraag bleek dat ...

Bij navraag bleek dat men dan van de opdrachtgever vertrouwelijke stukken eruit moest laten.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

aanpak

bedrijf

bestuurder

dader

effect

jongen

kind

man

meisje

mens

(12 meer)

pronomen

alles

beide

een en ander

het

iedereen

iemand

iets

niemand

niets

niks

(1 meer)

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

uit:

analyse

antwoord

berekening

bevraging

boek

brief

cijfer

document

enquête

feit

(15 meer)

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

bereid

echt

effectief

goed

groot

haalbaar

lastig

mogelijk

nodig

onmogelijk

(4 meer)

substantief

geval

illusie

probleem

succes

bijzin ingeleid door

hoe

waar

wat

welk

wie

dat

of

te

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.