cursus

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ze is in januari met een cursus Nederlands begonnen.

Op mijn werk heb ik een cursus EHBO gevolgd.

De cursus bestaat uit zes lessen.

De cursus omvat 8 lessen van telkens een half uur.

Ik deed een cursus Frans, verder had ik niks omhanden.

Hij wijst naar de dikke cursus chemie die op zijn werktafel ligt.

Ze volgen nu cursussen, ook om hun Engels te verbeteren.

Het is geen cursus voor beginners.

En met slechts 3 maanden extra heeft u dan bovendien de cursus voor gevorderden gevolgd.

Yoga is mainstream geworden, bedrijven organiseren cursussen mindfulness.

De cursus begint op 3 april 2001 en zal 14 middagen en avonden beslaan.

Individueel onderwijs wordt vaak via schriftelijke cursussen van erkende onderwijsinstellingen aangeboden.

In maart 2012 was N. onwettig afwezig op zijn cursus Nederlands aan de avondschool.

De cursussen bevatten zowel theoretische informatie als praktijkoefeningen.

De cursussen gaan door tijdens weekdagen, en daarvoor moet verlof gevraagd worden.

Die cursussen gaan over journalistieke vaardigheden, maar ook over 'foutloos schrijven'.

De cursussen geven mij verbreding en uitbreiding van mijn kennis.

De tweedaagse cursus kost 999 euro, exclusief btw.

Het zou jammer zijn als er geen ruimte meer is omdat de cursussen vol zitten.

Wie de cursus afmaakt, krijgt een certificaat.

De cursus wordt afgesloten met een behoorlijk moeilijk examen.

Ik kan het weten, want ik heb er dikke cursussen Engelse grammatica geblokt met het geluid van de Sinksenfoor op de achtergrond.

Er zijn ook bijscholingscursussen en beroepsgerichte cursussen.

Je leert voortdurend bij, je volgt online cursussen.

Dat is een pittige cursus van zes maanden.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben cursus als subject?

aansluiten

bedoeld zijn

beginnen

behandelen

beogen

bestaan uit

bestemd zijn

bevatten

bewustmaken

bieden

(19 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben cursus als object?

aanbieden

aanraden

afmaken

afronden

afsluiten

beginnen

betalen

bieden

bijwonen

blokken

(26 meer)

determinator

substantief

aantal

soort

pronomen of numerale

alle

beide

de meeste

dergelijke

diverse

elke

enkele

geen

iedere

meer

(4 meer)

bepaling voor "cursus"

adjectief, participium of numerale

Engelstalig

aanvullend

afzonderlijk

algemeen

beroepgericht

bestaand

dik

driedaags

eigen

erkend

(34 meer)

bepaling na "cursus"

substantief

EHBO

Nederlands

agressiebeheersing

fotografie

kunstgeschiedenis

mindfulness

zelfverdediging

prepositiegroep of conjunctiegroep

aan:

avondschool

hogeschool

universiteit

in:

Engels

buitenland

opleiding

vak

met:

practicum

op:

gebied

maat

niveau

terrein

over:

onderwerp

uit:

aanbod

opleidingsprogramma

voor:

beginner

gevorderde

groep

kind

mens

student

volwassene

zelfstudie

"cursus" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

deelname aan cursussen

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met cursus?

activiteit

bijeenkomst

lezing

opleiding

training

workshop

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.