vriend

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Een vriend van haar kwam ook geregeld langs.

Mijn moeder kreeg een vriend, met wie ze nu nog is.

Ik zie mijn vrienden vaker, de eenzaamheid vermindert.

Door de steun van vrienden zijn we er altijd bovenop geraakt.

Mijn toenmalige vriend en ik zouden gaan trouwen.

Het werd gedeeld op Facebook, door iemand met veel vrienden of volgers.

Het was lang niet altijd duidelijk wie vriend of vijand was.

Een vriend van mijn vader woonde in Zuid-Afrika.

Ik nodig mijn vrienden wel bij me thuis uit.

Door mijn overstap heb ik veel vrienden verloren.

Ik hoop dat ze inmiddels een vriend of vriendin heeft gevonden.

Ik heb een paar vrienden die hier wonen.

Jongeren hebben duizend vrienden op Facebook.

Je gaat op vakantie met een groep vrienden.

Mijn vrienden in IJsland, die mis ik.

Dit weekend had ik afgesproken met een oude vriend.

Thomas en Mario zijn vrienden voor het leven.

Een maand geleden vertelde een vriend me een geweldig verhaal.

Op tijd en stond schrijft hij brieven aan een vriend in Nederland.

En heeft hij nu nieuwe vrienden leren kennen?

Hij lapte de school aan zijn laars en had slechte vrienden.

Een vriend van Charlotte vond dat ze uit huis moest.

Mijn vrienden werkten allemaal bij de bank.

Ik heb er vele goede vrienden aan overgehouden.

Ik bel een vriend, een ervaren avonturier.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben vriend als subject?

aanraden

bellen

besluiten

blijven

delen

denken

een rol spelen

gaan

geven

kennen

(19 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben vriend als object?

bellen

bezoeken

doodschieten

hebben

helpen

inschakelen

kennen

kennen

kiezen

krijgen

(23 meer)

determinator

substantief

aantal

groep

handvol

paar

stel

pronomen of numerale

alle

enkele

geen

meer

minder

sommige

veel

weinig

bepaling voor "vriend"

adjectief, participium of numerale

Nederlands

ander

best

dierbaar

dik

echt

eigen

fout

gemeenschappelijk

goed

(20 meer)

bepaling na "vriend"

substantief

des huizes

prepositiegroep of conjunctiegroep

aan:

huis

in:

Europa

Nederland

klas

kroeg

nood

met:

achtergrond

droom

huidskleur

kind

op:

Facebook

café

school

uit:

Nederland

buurt

dorp

jeugd

klas

straat

tijd

van:

broer

dochter

echtpaar

familie

kind

man

meisje

mens

mens

moeder

(9 meer)
voor:

leven

"vriend" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

als

bij

dankzij

met

onder

tussen

van

via

volgens

zonder

"vriend" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

contact met vrienden

gesprekken met vrienden

gezelschap van vrienden

hulp van vrienden

met vrienden afspreken

net als vrienden

netwerk van vrienden

op bezoek bij vrienden

samen met [haar, zijn] vriend

steun van vrienden

(1 meer)

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met vriend?

bewonderaar

bondgenoot

buur

collega

familielid

fan

kennis

klasgenote

manager

medewerker

(11 meer)

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

als goede vrienden [uit elkaar gaan, uiteengaan]

iemand te vriend houden

iemand tot zijn vrienden rekenen

met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig

van je vrienden moet je het hebben

wie wint, heeft vrienden; als je wint, heb je vrienden

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.