doven (uitdoen)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Getuigen konden de vlammen tijdig doven.

Meer gemeenten doven het licht.

Doof het vuur niet, maar laat het vanzelf uitgaan.

Maarkedal dooft 's nachts zelfs alle straatlantaarns.

De brandweer kon de smeulende resten snel doven.

Wilt u uw sigaret doven?

Ze zwegen en doofden hun zaklampen.

Azijnzuur dooft de werking, maar extra ammonia herstelt die weer.

Doof alle straatlichten om stroompanne te vermijden.

De hulpdiensten konden het vuur snel doven.

Op drie andere kruispunten werden ze gedoofd als proef.

De bewoner had de brand zelf al kunnen doven.

De kaarsen zijn gedoofd, het altaarkleed is opgevouwen [...].

De gemeente Wevelgem zal de openbare verlichting doven.

De medicijnen tegen depressie hebben ook mijn inspiratie gedoofd.

We moesten alle kleine vuurtjes gaan doven die nog nasmeulden.

In 2025 moet de laatste nucleaire centrale gedoofd worden.

Doof de lichten in de ruimten en de gang die u verlaat.

Niet veel later kwam de brandweer het vuur volledig doven.

Sigaretten worden gedoofd en aangestoken.

Veel beginnende branden zijn eenvoudig met een blusdeken te doven.

Het licht is gedoofd en de trein- en metrostellen staan stil.

De vlammen zijn gedoofd door moskeebezoekers.

Om dat verlangen te doven en mijn gemoed in balans te brengen.

Zo'n 170 brandweerlieden waren nodig om het vuur te doven.

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

brand

kaars

lamp

licht

sigaret

verlichting

vlam

vuur

vuurhaard

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

snel

volledig

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij doven?

kunnen

proberen

zullen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.