verhitten

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Voedselinfecties zijn meestal te voorkomen door alle producten goed te verhitten.

Rasp ondertussen 25 gram Parmezaanse kaas en verhit 50 gram boter in een pannetje.

Olie waarin gefrituurd wordt, wordt verhit tot 180 - 225 °C.

De kwestie heeft de gemoederen flink verhit in Spanje.

Ook in Nederland waren de debatten veelal verhit.

Halogeenlampen en spots verhitten en veroorzaken ontvlamming.

De oven verhit op een temperatuur van ongeveer 500°C en de afzettingen op de ovenwanden verpulveren tot as.

Het afval wordt immers verhit, zodat alle schadelijke elementen en ziektekiemen geneutraliseerd worden.

Een besmet ei kan voedselvergiftiging veroorzaken als het niet is verhit.

Frituurvet is langer houdbaar dan olie, als het tenminste niet te sterk verhit is geweest.

Gesteriliseerde melk is enige tot tijd ver boven het kookpunt verhit.

Het is een geurloze olie, die heel hoog kan worden verhit.

De sfeer is vaak verhit, waardoor mensen erg onaardige dingen gaan zeggen of doen.

Bijzonder toch, dat zo' n klein woordje de gemoederen weet te verhitten.

De ongelukkige verhoging van de taks op de liquidatiebonus verhitte de gemoederen verder.

Sinds de aanslagen van 22 maart verhit die vraag meer dan ooit het politieke debat.

Door aluminiumpartikels te verhitten krijgen ze een luchtige, krullerige structuur.

Ze dienen om de vloeistof zodanig te verhitten dat die verdampt.

Het geheel kan in de magnetron in een seconde of 40 worden verhit.

Verhit het limoensap en los er 50 gram suiker in op.

Verhit tegelijkertijd ook een grillpan op hoog vuur.

Het debat over de Nederlandse identiteit verhit de gemoederen.

De machines verhitten het mengsel tot een soort tandpasta van 310 graden.

U verhit in een pan 175 gram boter met twee eetlepels golden syrup.

Vlees moet je verhitten, tenzij dat niet de bedoeling is.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

debat

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

boter

de gemoederen

ketel

lucht

mengsel

olie

olijfolie

oven

vlees

water

pronomen

alles

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

behoorlijk

danig

electrisch

erg

flink

goed

kort

langdurig

sterk

verder

(2 meer)

prepositiegroep

in:

braadpan

hapjespan

koekenpan

kookpan

oven

pan

soeppan

wok

op:

temperatuur

vuur

tot:

...

predicatieve aanvulling

prepositiegroep of conjunctiegroep

tot:

...

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij verhitten?

blijven

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.